leraren niet vertegenwoordigd

In het decembernummer van Didaktief, een blad dat zich ten doel stelt ‘actuele onderzoeksresultaten toegankelijk te maken voor een groot onderwijspubliek’ beklagen de niet in het onderwijs werkzame redacteuren zich over ‘de kloof tussen onderzoek en praktijk’. Een afgezaagd onderwerp en dat zal wel zo blijven ook zolang de onderzoekers geen wezenlijke binding hebben met de praktijk.
Maar ook of zelfs in een blad als Didaktief staat wel eens iets wat de moeite waard is. Zo zegt Prof. Coonen in het zelfde nummer, sprekend over de vele vernieuwingen die de leraren te verwerken hebben gehad: ‘Een professional laat zich niet de weg wijzen door een adviseur. Die heeft een beroepseer, een eigen ethiek, die gelooft in zijn professie. Maar leraren hebben het allemaal laten gebeuren. Er werd gemord, maar meer ook niet, er was geen collectief verzet. Dat komt omdat leraren zich hebben georganiseerd als werknemers, niet als beroepsgroep. In de onderhandelingen gaat het over salarissen, vakantiedagen. Ook belangrijk, maar leraren onderhandelen niet over wat ze als leraar nodig hebben om hun werk goed te doen. Schoolmanagers hebben zich inmiddels als beroepsgroep georganiseerd, ik hoop dat leraren dat ook doen. Zij moeten de agenda bepalen, zij zijn de mensen die het moeten doen. Iemand die alleen uitvoerend werk doet, is geen professional.’
Coonen heeft gelijk en ongelijk. In de begintijd van de vernieuwingen, omstreeks 1975, waren de leraren wel degelijk alert op onderwijskundig gebied. Het ‘Weekblad voor Leraren’ publiceerde over onderzoek en ervaringen van scholen en leraren en op basis daarvan discussieerde men met schoolleiding en politici. Helaas hebben de vertegenwoordigers van de leraren, d.w.z. de bestuurders van de lerarenorganisaties, vanaf de jaren tachtig hun taak schromelijk verzaakt door te accepteren dat leraren steeds meer werden beschouwd als uitvoerders van opdrachten, als pionnen in het onderwijsspel. De bestuurders compromitteerden zich, niet alleen met politici en onderwijskundigen maar even later ook met de nieuwe managers, en probeerden hun leden ondertussen tevreden te houden met slappe praatjes over moeizame resultaten aan de onderhandelingstafel. Een aantal van deze bestuurders is nog steeds actief en het moet gezegd: ze zijn aalglad.
Het is wel ironisch dat onderwijskundige Coonen denkt dat leraren zich niet als beroepsgroep georganiseerd hebben. Maar ja, daar komt het wel op neer.
Een conclusie daaruit zou kunnen zijn dat de bestaande onderwijsbonden in het vervolg niet meer gehoord moeten worden als het om onderwijskwesties gaat. Verenigingen als de Vrienden van het Gymnasium en Beter Onderwijs Nederland, die zich wel om het onderwijs als zodanig bekommeren , hebben veel meer recht van spreken.

Cornelis Verhage 16-12-2006

1 Reactie

  1. Het moet gezegd
    prof. Coonen slaat de spijker op z’n kop. En volgens mij is het zelfs in psychologische zin waar wat hij zegt: volgens mij zijn docenten er in hun hart niet van overtuigd dat ze een echt beroep hebben, want ze weten niet wat ‘kennisoverdracht’ is.

    Op de lerarenopleiding leer je bv. niet wat een goede verhandeling is. Je hoort er wat algemene verhalen over onderwijs en je leert dat het niet onverstandig is om je te bezinnen op je werk. Maar hoe je je ‘materiaal’ zo kunt schikken dat er een begrijpelijk verhaal ontstaat, hoe je zo je voorbeelden kunt kiezen dat ze echt verhelderend werken, kortom, het echte handwerk: daar wordt geen aandacht aan besteed.* Er bestaan zelfs nauwelijks handleidingen over. En toch zou je heel veel kunnen leren van: woordkeus (welke woorden gebruikt een docent), voorbeelden (welke voorbeelden gebruikt hij- sommige voorbeelden zijn magisch, die blijven een leven lang hangen) en hoe bouwt hij zijn les op (maakt een wereld van verschil).

    Het is dus geen vak zolang je geen aandacht besteedt aan het vak! Hoe bestaat het dat dergelijke vakmatige facetten niet eens behandeld worden op de lerarenopleidingen: omdat de lerarenopleiders zelf niet eens weten dat het een vak is!

    En dus doet iedere leraar maar wat: en de een doet dit verdienstelijk (ga dan met de hele pedagogische faculteit naar zo’n man toe en probeer uit te vogelen waarom die man zo goed is! -dat is wetenschap!) en de ander is wat minder verdienstelijk. -Maar zo lang we worden afgescheept met competenties, zal het ook geen beroep worden… een verhaaltje vertellen, leerlingen vermaken, de juiste antwoorden geven, eigenlijk kan iedereen het wel…

    *Zou er een handboek bestaan, iets in de trant van: zo componeer je een goede les? -Typerend is ook dat leraren nauwelijks aan elkaar vragen: hoe leg jij dat dan uit? Welke voorbeelden gebruik je? Waar begin je? Het ene verhaal is het andere niet, hoe boeiend verhalen overigens ook worden verteld.

Reacties zijn gesloten.