Drie in elkaar grijpende negatieve tendenzen in het theoretisch voortgezet onderwijs: een vicieuze cirkel

Er is in het theoretisch middelbaar onderwijs een aantal negatieve tendenzen te ontwaren die, zonder dat nu duidelijk is welke eerder als oorzaak en welke als gevolg zijn aan te merken, onmiskenbaar dusdanig in elkaar grijpen dat hier van een onderling versterkend effect gesproken kan worden dat rampzalig gevolgen kan hebben voor ons onderwijs in de toekomst. Drie van deze tendenzen zal ik er nu uitlichten, te weten (1) een dalend inkomensniveau van academisch geschoolde docenten, (2) een over de gehele linie dalend opleidingsniveau van docenten en (3) een dalend aanzien van het beroep van docent.

(1) Het inkomensniveau van academisch geschoolde docenten is aan het dalen. In de beloningsstructuur zoals die in het verleden bestond werden docenten mede ingeschaald naar hun opleidingsniveau, en academisch geschoolden konden binnen deze structuur daarom rekenen op een hoger inkomen dan niet-academisch geschoolden. Heden ten dage echter gaat het systeem uit van de organisatietheoretische fictie van de functie als basiseenheid van de organisatie. Volgens deze fictie zou het mogelijk zijn voor elke functie een lijst op te stellen van de competenties die voor die functie nodig zijn, waarbij geheel zou kunnen worden geabstraheerd van de persoon die de functie vervult. Een dergelijke fictie voldoet wellicht prima in een omgeving van laaggeschoolde arbeid, waarin op iedere positie iedereen in beginsel door iedereen kan worden vervangen. Op een hoger niveau van opleiding gaat het gebruik van deze fictie echter daaraan mank, dat de persoon die een functie vervult zelf in belangrijke mate persoonlijk invulling geeft aan de functie. In die zin vervullen academisch geschoolden, zelfs als zij formeel in een zelfde functie met de dezelfde vereiste competenties werken als niet-academisch geschoolden, dus wel degelijk een andere functie dan die laatsten. Het huidige beloningssysteem gaat, kortom, voorbij aan de meerwaarde die academici in het onderwijs kunnen hebben.

(2) Het opleidingsniveau van docenten is aan het dalen. Oorspronkelijk was het doceren aan een school voor theoretisch middelbaar onderwijs slechts weggelegd voor mensen die het vak dat zij gaven zelf op een academisch niveau hadden gestudeerd. Het was zelfs niet ongebruikelijk dat docenten naast hun onderwijstaak aan wetenschappelijk onderzoek deden, hetzij in het kader van een promotie, hetzij als reeds gepromoveerden. Heden ten dage echter komen docenten van een lerarenopleiding, waar de nadruk ligt op het verwerven van vaardigheden als het terugspelen van vragen naar de klas, die belangrijk worden geacht voor het functioneren als docent. Veel minder nadruk ligt er aan die lerarenopleidingen op het bereiken van een goede beheersing van de stof die moet worden overgedragen, en het onvermijdelijke gevolg hiervan is dat docenten die aan een lerarenopleiding hebben gestudeerd minder ver boven de stof kunnen staan dan docenten die hun vak op een academisch niveau in de vingers hebben.

(3) Het aanzien van het beroep van docent is aan het dalen. Waar het vak van docent in het verleden een zeker respect en aanzien genoot van leerlingen en ouders, daar lijkt van dit respect en aanzien heden ten dage weinig meer over te zijn. Docenten worden in toenemende mate geconfronteerd met leerlingen die, hetzij gesteund door de schoolleiding, hetzij door hun ouders, bij onenigheid zich niet bij het oordeel van de docent kunnen neerleggen, maar integendeel alles in het werk stellen om van de docent datgene los te krijgen waar zij hun zinnen op hebben gezet. In verband met het dalende aanzien van het beroep kan ook de toenemende mate worden genoemd waarin docenten in de uitoefening van hun taak worden betutteld door directies van scholen. Onder het mom van transparantie, samenwerking en begeleiding wordt de zelfstandigheid van het beroep, die eens een van zijn grootste charmes vormde, meer en meer uitgehold.

Het is duidelijk hoe al deze tenzenden in elkaar grijpen. Als het opleidingsniveau van docenten dalende is, heeft de overheid een goed excuus om zich te herbezinnen op de salarissen van docenten, en hebben schoolleidingen een goede reden om docenten aan een verregaande betutteling en controle bloot te stellen. Als het inkomensniveau van docenten daalt in samenhang met een dalend opleidingsniveau, daalt daarmee ook het aanzien van het beroep verder. Als het aanzien van het beroep daalt, is dat weer een excuus lagere opleidingseisen aan docenten te geven.

Maar behalve te vrezen als vicieus, zijn al deze samenhangen omgekeerd ook in een positieve zin uit te buiten. Als het inkomensniveau van academischgeschoolde docenten weer wordt opgekrikt en de opleidingseisen aan docenten ook navenant worden verhoogd, dan zal deze combinatie van maatregelen een positieve uitwerking hebben op het aanzien van het beroep van docent. Als het opleidingsniveau, en daarmee de mate van zelfstandigheid, van docenten stijgt, zullen schooldirecties ook in mindere mate dan thans het geval is, redenen hebben om controle en betutteling uit te oefenen over hun docenten. Dat zal op zijn beurt meer academisch geschoolden motiveren om in het onderwijs te gaan werken.

2 Reacties

  1. dalend niveau?
    korte vraag:
    – zou het ook mogelijk zijn dat het niveau van de universiteiten daalt, wat vroeger bij sommige vakken candidaatsniveau was, is nu ongeveer dortoraal – – intellectuele inflatie of laagvliegende helicopterview
    – het afttakelen van aanzien van het beroep heeft ook te maken met het lijdzaam toelaten van de uitholling van het onderwijs door de leerkrachten zelf, platgewalst door vergaderingen, staf en (broodnodige) her en bijscholing etc.
    – gooi de overbodige staf eruit, doet niets of de verkeerde dingen en kost daarnaast nog een hoop geld, neem de eventuele kosten van afvloeing maar voor lief, dan kan het onderwijs weer ademhalen en zich verbeteren en vernieuwen
    – Nederland loopt al jaren voorop in ontwikkelingshulp elders het onderwijs verbeteren en hier toelaten dat ons niveau daalt, iedereen moet toch een papiertje kunnen halen?
    – Zoetermeer gedecimeerd, na de Mammoetwet is het eigenlijk alleen achteruitgehold.
    djvw -oudgecommiteerde Staatsexamens

    • De starttekst is een welkome
      De starttekst is een welkome en heldere samenvatting van de verbanden en de geschiedenis van de niveaudaling in het secundair onderwijs. De toevoeging van djvw dat de daling van het niveau van het universitaire onderwijs daaraan mede schuldig is klinkt plausibel. Maar de weg die Bram Roth aangeeft om uit de problemen te komen is alleen te volgen als juist alle gezag weer bij OCW komt. En dat zal niet gebeuren. Wat in het onderwijs gebeurd is lijkt op wat in Rusland gebeurd is toen het kapitalisme weer werd ingevoerd. Een paar slimmeriken die op de goede tijd op de goede plaats zitten grijpen hun kans om machtig en daarna rijk te worden.
      De oplossing is ook hier dat de nieuwe rijken hun macht ontnomen wordt. In dit geval doordat nieuwe spelers het onderwijsveld betreden. Het oprichten van gesubsidieerde BON-scholen, een soort charterschools, moet mogelijk worden.

Reacties zijn gesloten.