Door de vele en aanhoudende publicaties over slecht onderwijsbeleid en slecht, of soms geen, onderwijs in de praktijk denk je van tijd tot tijd dat het nulpunt nu wel is bereikt, dat het hele verhaal verteld is, totdat blijkt dat het gruwelkabinet nog meer ellende in zich bergt.
Twee voorbeelden. Eerst Cyril Offerman over het centraal examen Nederlands en over het schoolexamen Nederlands.( De Volkskrant 16 december). Het onderdeel ‘samenvatting’ op havo en vwo:
‘Elke vorm van zelfstandigheid, laat staan van originaliteit, wordt afgestraft. Aangemoedigd wordt slaafse, hersenloze kopieerzucht. Op taal-, stijl- en compositiefouten mag bij de beoordeling nauwelijks worden gelet; bij de zogeheten open vragen wordt zelfs nadrukkelijk vermeld dat daar niet op mag worden gelet, tenzij al die fouten het begrijpen van de antwoorden onmogelijk maken.’
Hier sluit goed bij aan wat prof. Van der Spek op 11 november in de Volkskrant schreef : ‘Studenten kunnen geen zin schrijven zonder spelfouten, kunnen niet ontleden, kunnen niet de essentie uit een artikel halen, hebben weinig gelezen. Het is niet hun schuld. Het is de schuld van hun leraren. Ik besteed in elk werkcollege tijd aan de spelling van de derde persoon enkelvoud ( stam+ t) en de spelling van het deelwoord. Mijn collega-hoogleraar Latijn moet vertellen wat een lijdend voorwerp is.’
Ik ga niet ontkennen wat Offermans en Van der Spek hier zeggen. Het valt niet te ontkennen. Maar ik waag het erop een vraagteken te zetten bij de verantwoordelijkheid van de leraren voor deze situatie, die niet alleen voor het vak Nederlands geldt maar over de hele linie. Zeker, vaak zijn de leraren te meegaand geweest, te inschikkelijk, te slap, te laf soms, maar het initiatief voor de devaluatie is meestal niet van hen afkomstig geweest. Het initiatief kwam van buiten hun kring, van de politici, van de onderwijskundigen, van de bestuurders en de leraren hebben zich te weinig en te laat teweer gesteld. Maar de leraren zijn pas echt schuldig als ze nu nog, nu the conspiracy of silence doorbroken is, blijven slikken en zwijgen. Wat hebben ze te verliezen? Wie nu in het geweer komt verkeert in goed gezelschap, bij degenen die uiteindelijk de strijd gaan winnen. Het moet alleen niet meer te lang duren.
Cornelis Verhage 24 12 2006
Leraren en revolutie
Veel van de huidige leraren vinden het waarschijnlijk wel fijn dat ze niet op taal-, stijl- en compositiefouten mogen oordelen en niet uit hoeven te leggen wat een lijdend voorwerp is. Door hun erbarmelijke opleiding (en soms hun beperkte IQ) zijn zij namelijk niet in staat om dit te doen.
De lerarenopleidingen hebben een bepaald type leraar opgeleid en dat is vaak niet het type dat in staat is goed onderwijs te geven.
PABO
Mijn vrouw komt niet uit het onderwijs en heeft daar ook geen affectie mee. Zo’n buitenstaander kan echter rake opmerkingen maken. Zo zei zij eens: “Je krijgt vanzelf kwalitatief goede studenten als zij niet met de fiets, maar met de auto naar de PA (nu PABO) kunnen”. Daarmee legde ze de vinger op de zere plek, want een leraar staat nu niet bepaald te boek als een grootverdiener of als iemand die carriëre- en promotiemogelijkheden heeft. En zeker nu SPW-ers en mensen die sowieso geen onderwijsachtergrond hebben de opleiding mogen volgen of zelfs voor de klas mogen staan, heeft het vak geen enkel aanzien meer. Kwalitatief sterke leerkrachten-in-spé trek je aan met een hoger salaris en betere arbeidsomstandigheden. Maar dat kost geld en als er nu (in die 28 jaar dat ik in het basisonderwijs werk) iets is gebleken, dan is het wel dat het allemaal goedkoop moet. En dus, tel uit je winst.
Nog iets over de PABO. Mijn vrouw ging eens mee met mij en toevallig liepen we door de bibliotheek van deze beroepsopleiding. Zei ze ineens: “Ja, zo krijg je natuurlijk nooit meer mannen voor de klas”, daarbij wijzend op de her en der opgestelde poppenkastpoppen, schattige frobel-werkjes en lichtblauwe en felroze methode-ringbanden. En weer had ze gelijk. Wil je weer mensen aantrekken (en graag ook een paar mannen, voor het evenwicht in “mijn” team heb ik daar absoluut behoefte aan) die ingesteld zijn op kennisoverdracht en minder op opvoeden, knutselen en vooral veel leueueueuke dingen doen, dan moet de PABO daarop ingericht zijn. Kunnen de studenten hier iets aan doen? Wie weet. Ik heb in elk geval van een aantal van hen begrepen dat ze spuugzat zijn van het CGL en van het “zwakke broeders”-imago dat ze al voor het behalen van het diploma opgeplakt hebben gekregen.
spijker op de kop
Hoe meer het basisonderwijs een opvoedorganisatie wordt, hoe minder kennis er wordt overgedragen en hoe minder manner er willen werken.
Het hele nieuwe leren lijkt ook beter toegespits op vrouwen: coachen van leerlingen, bijhouden van POPs (poppen zou en te flauwe grap zijn). Dingen geïntegreerd en met veel mensen samen doen. Allemaal zaken die klassiek meer vrouwelijk zijn dan mannelijk.
De stilte doorbroken, en nu?
Bij mijn leerlingen (vak natuurkunde) zie je vaak de volgende fouten:
spelfouten, geen complete Nederlandse zin, geen leesbare uitleg, geen leesbaar handschrift en een goede uitkomst, maar een ‘berekening’ in de trant van
29 + 3 = 32 / 16 = 2.
Als ik nu deze fouten, die dat eigenlijk verdienen, in rekening breng, zakken de resultaten. Vervolgens moet IK dat uitleggen aan argwanende coördinatoren.
Stilte of geen stilte, die situatie is nog niet veranderd.
Hoe zwaar moet ik dit aanrekenen?
Je kunt alleen in actie komen met een aankondiging daarvan aan het begin van een schooljaar (dat is fair tegenover je leerlingen) en met volledige ondersteuning van je directie in het geval van de te verwachten slechtere resultaten. Is dat laatste niet het geval, dan is het hemd nader dan de rok.
Het moet wel leesbaar zijn, vind ik.
Zelf geef ik bedrijfseconomie en struikel ook weleens over grammaticale “vondsten” van mijn studenten. Deels ondervang ik dit probleem door aan te geven dat ze bij mijn vak in telegramstijl mogen antwoorden, mits er maar een consistente redenering uit die telegramstijl blijkt. Ze mogen dus bij mij dus iets schrijven als “meer vreemd vermogen => meer rentekosten” in plaats van “een vergroting van het vreemde vermogen zal leiden tot een toename van de rentekosten”.
Wanneer echter een redenering (in telegramstijl of geheel uitgeschreven) echt niet te volgen is, reken ik deze zonder meer fout. De studenten moeten immers wel leren om een sluitend verhaal te formuleren waaruit blijkt dat ze de materie begrijpen en kunnen toepassen.
De ‘berekening’ zoals je die aanhaalt (29 + 3 = 32 / 16 = 2) kan ik niet fout rekenen want zelf schrijf ik ze zo ook op het bord ……. Overigens krijg ik bij deze notatie nogal eens commentaar van studenten die kennelijk op de middelbare school hebben geleerd dat dit niet mag. Dus op een aantal scholen is het rekenonderwijs nog wel op peil! En dan blijkt weer pijnlijk dat ik geen PABO heb gedaan (grijns).
Marten
29 + 3 = 32 / 16 = 2
Daar zou ik dan mee stoppen.
Wat mij betreft is het niet een kwestie van “het mag niet”, deze expressie is onzin. 29+3=32/16 is simpelweg niet waar. Het zal wel een gevolg zijn van het absurde gebruik van rekenmachientjes.
Bij bepaalde vakken had ik ook problemen met de beoordeling van de antwoorden op open vragen.
Daarom ben ik, als de stof zich daartoe leende, vragen gaan stellen waarop slechts een kort antwoord mogelijk is. Kijkt ook snel na. Ik heb nauwelijks verschil kunnen ontdekken in het gemiddelde en de spreiding van de resultaten.
de kracht van wiskunde: stap voor stap
Het probleem is dat iedereen weet wat je met die uitdrukking bedoelt (ook al is die fout). Ook in het pré rekenmachine tijdperk waarschuwde mijn leraar wiskunde me ervoor dit niet zo op te schrijven.
Een van de mooie dingen in de wiskunde (algebra) is dat je bij het doorredeneren, het uitwerken steeds een afzonderlijk deel van de gehele expressie kunt aanpakken en de rest mag volledig uit je hoofd verdwijnen.
Schrijf die afzonderlijke berekeningen consequent en zorgvuldig op en het antwoord is gratis.
Word je slordig en schrijf je in denk-taal, dan ga je fouten maken en kun je achteraf heel moeilijk kijken wat er mis ging.
Ik ben er van overtuigd dat wiskunde voor de leerlingen veel gemakkelijker zou worden als de definities en de redeneringen echt zorgvuldig werden opgeschreven. Geen geniale gedachte natuurlijk. Zorgvuldig formuleren is een kern van de aloude wiskunde. Helaas… het is vervangen door goedbedoeld Nederlands (straks door msn-taal?). Terug naar de enkele en dubbele implicatiepijlen en naar de verzamelingen notatie (blijken Turken, Marokkanen en Roemenen gewoon op de middelbare school te doen overigens)
Raar dat wiskunde zo moeilijk is, toch?
Geheel off topic: ik heb bij mezelf en bij veel studenten gemerkt dat er nauwelijks een correlatie lijkt te bestaan tussen vaardigheden in algebraische onderwerpen en vaardigheden in met name 3d meetkunde (doorsnedes enzo). Ik denk dat dat komt omdat er voor de laatste geen goede schrijfwijze is en je dus veel meer moet vertrouwen op een geheugencapaciteit vna de hersenen.
Stof tot nadenken ……
Lex M., 1944 en S. Stevin, bedankt voor het commentaar. Mijn schrijfwijze op het bord heeft een voorbeeldfunctie en dat voorbeeld is nu (onbedoeld) niet juist. Dat ga ik volgend jaar veranderen.
Bij open vragen ben ik vaak ook nogal directief om lange antwoorden te voorkomen en de beoordeling te vereenvoudigen. Zo vraag ik regelmatig iets als “geef drie argumenten waarom … ” in plaats van “beargumenteer waarom … “. Enerzijds voorkom je hiermee een woordenbrij en tegelijk help je ‘minder-creatieven’ om na te denken over wat er precies van ze wordt verlangd.
Het is maar goed dat wij geen CGL en HNL kennen, anders mocht ik vast niet zo directief zijn 🙂
Marten
Eindelijk een medevloeker in de kerk
Je opmerking over kort antwoord vragen is me uit het hart gegrepen. Veel (goede) docenten zeggen dat de studenten vooral uitleg moeten geven bij hun berekeningen. Als er dan een rekenfout gemaakt wordt dan kunnen er alsnog punten voor die opgave gegeven worden (en het maakt spieken lastiger).
Eerlijk gezegd heb ik daar een broertje dood aan. Er wordt in het algemeen erg onduidelijk geschreven, soms nauwelijks leesbaar en het kost me zeeën van tijd om op een dergelijke manier na te kijken.
Een simpel enkel antwoorden toets levert me per toets (70+ studenten) al gauw een dikke dag verlichting en een veel beter humeur.
Ik denk ook dat het voor de toetsresultaten nauwelijk uitmaakt en dat er nauwelijks studenten zijn die iets doen met de feedback (kijk daar zit een rf. verder ok) doen. Niet als ze geslaagd zijn en ik vrees ook niet als ze gezakt zijn.
Die dag kan ik beter besteden om de studenten extra te helpen voor de toets.
Dergelijke compromissen sluit ik ook
Iets dergelijks als uw telegramstijl hanteer ik ook; maar ik vind dat onbevredigend, want scholieren moeten leren om zich goed uit te drukken. En met zo’n formulering doen ze dat beslist niet.
De juiste notatie van mijn rekensommetje moet zijn:
29 + 3 = 32
32 / 16 = 2.
Anders staat er 29 + 3 = 2, en dat is fout, al zijn er mensen op dit forum die dat graag willen relativeren.
Het correct noteren van zo’n berekening is een vorm van zorgvuldig formuleren. De gedachte ‘ze snappen toch wel wat ik bedoel’ schept veel gelegenheid tot misbruik.
Wanneer een berekening wat ingewikkelder is, is hij met de bovenstaande ‘brei’-notatie niet meer te volgen, waardoor een leerling die met geluk aan de juiste uitkomst komt niet te onderscheiden is van iemand die het helemaal begrepen heeft.