Pim Breebaart

Pim Breebaart
Hoewel er hier al genoeg wordt gemopperd maak ik voor Pim Breebaart, voorzitter van het College van Bestuur van de Haagse Hogeschool, een uitzondering.
De hoeveelheid onzin die de man uitstoot moet te danken zijn aan zowel talent als tomeloze inzet. Eerder heb ik hem al eens onder vuur genomen en z’n leesvaardigheid in twijfel getrokken, (zie de bijlage, column 13). In een interview met de Volkskrant van 4 november slaat hij aan het rekenen.
” In de grote steden is 22% van de studenten van niet-westerse afkomst.” .. “De gemiddelde allochtone student studeert trager en valt sneller uit.” Dat komt (zegt Pim) omdat bijna al onze allochtone studenten tot de eerste generatie hoger opgeleiden behoren. “Van al onze studenten blijkt 51% eerste generatie te zijn. Daar zitten autochtonen tussen maar de allochtonen zijn bijna allemaal van de eerste generatie.”
Je hoeft niets uit te rekenen, en los van die bijna 100% die mij niet juist lijkt, maar als de vier maal zo grote groep autochtonen 29% van de eerste generatie hbo-ers oplevert dan telt deze laatste groep meer autochtone dan allochtone studenten en is de uitspraak: “Daar zitten autochtonen tussen” fout. Nog zinniger is het meteen maar de resltaten van deze twee groepen met elkaar te vergelijken, want, zegt Pim, “uit onderzoek blijkt dat de opleiding van ouders de meest bepalende factor is voor succesvol studeren.” Naar dat onderzoek ben ik zeer benieuwd. Het moet van zeer recente datum zijn. Tot vorige week maandag kende onderzoek aan de factor “opleidingsniveau van de ouders” -door Pim met “steun van het thuisfront” beschreven, wat heel iets anders is- zeker niet de belangrijkste, en bovendien een indirecte rol toe. Het onderwijs heeft hierop geen invloed. Het wrange is nu dat Breebaart onder de omstandigheden en zonder dat hij dat weet meer gelijk heeft dan hij denkt.
Immers, onder de condities van het huidige hbo, is de invloed van normaal gesproken belangrijker factoren als: kwaliteit van de instructie, van de leraren, van het verlangde leergedrag, van de leermiddelen, van de gevraagde inzet, veel kleiner dan vroeger. Wanneer deze traditionele, belangrijke onderwijsinvloeden op resultaat afnemen, en dat is onder Breebaart c.s. gerealiseerd, dan gaan heel andere invloeden een rol spelen. Dat laatste nu, wordt prachtig geïllustreerd aan de hand van twee maatregelen die Breebaart in de rest van het interview beschrijft.
Aan de Haagse Hogeschool worden studenten ingezet om allochtone studenten uit de hoogste klassen van havo en mbo te begeleiden. De mentor spreekt één keer per week met de leerling en krijgt daar studiepunten voor. “Ze leren immers de zeer belangrijke vaardigheid Begeleiden die ze de rest van hun leven kunnen gebruiken.” Van deze voorziening profiteren nu al 150 leerlingen. Dat is nog geen 3% van de instroom maar het mentorproject loopt nog maar vier jaar.
Maar er is meer! Alle eerstejaars krijgen een tutor, een vierdejaarsstudent, toegewezen. Die bespreken de sociale en emotionele aspecten van het studeren (hoe gaat het met de studie? heb je een groepje waar je mee optrekt?) die volgens Breebaart veel belangrijker zijn dan welke onderwijskwaliteit ook. Hij beroept zich op de Harvardprofessor Light die volgens Pim het volgende beweert: “ook het succes op zo’n topinstituut is voor 95% afhankelijk van sociale, culturele en emotionele aspecten en niet van cognitieve kwesties. De vraag is: kun je contact maken? Een netwerk opbouwen? Reflecteren op wat je doet?”. Zonet was het opleidingsniveau van de ouders nog het belangrijkst, maar gaande het interview werpt Light een nieuw licht op deze materie. We zien hier een fraai voorbeeld van de snelheid waarmee kennis verandert.
“Ik kan nog niet zeggen dat we met onze mentor- en tutorprojecten de problemen hebben opgelost. We doen daar onderzoek naar, dat is volgend jaar klaar. Maar de eerste resultaten zijn hoopgevend.”
Je zal zien dat Breebaart nog eens Onderwijsmanager van het Jaar wordt. Daarvoor heeft de man alles in zich.

Willem Smit

4 Reacties

  1. reactie D66 op breebaart
    Voorheen onderwijspartij D66 heeft op haar website gereageerd op Breebaart: ze vinden het een goed plan.

    Klik hier.

    • D66 na Ursie Lambrechts
      Ik heb de site bezocht. Het meer dan gemiddeld vluchtige gehalte is opvallend. Je kunt dat verwachten van een voormalige minister van bestuurlijke vernieuwing, een functie die laat zien dat de procesmanager in publiek Nederland centraal staat. Ik vond hiervan ook het volgende staaltje:
      “D66-Tweede Kamerlid Boris van der Ham dient een initiatief wetsvoorstel voor een verplichte etikettering van vlees op dierenwelzijn. Doel is om consumenten informatie te geven over de graad van dierenwelzijn van vleesproducten. Van der Ham: “Door een eenvoudig puntensysteem kunnen consumenten in een klap zien of het beest een goed, een redelijk of een ronduit slechte behandeling heeft gehad. Het wordt voor de consument makkelijker om een verantwoorde keuze te maken. Met dit instrument wordt een belangrijke prikkel gegeven aan een meer diervriendelijke veehouderij. Met dit voorstel wil D66 ook een einde maken aan het oerwoud aan etiketten die nu in omloop zijn.”
      Het is allemaal zo eenvoudig. Je moet gewoon alle bij onderwijs betrokken personen samen hun produkt laten samenstellen en er dan een etiket met, van slecht naar goed, maximaal vijf stippen opplakken.
      Nu nog een etiket voor de kwaliteit van politieke partijen en een deeletiket voor hun vernieuwende gehalte.
      Deze etikettaire vernieuwing brengt in één klap het paradijs onder handbereik van iedere Nederlander die tot vijf kan tellen. Hiermee beschikken we meteen ook over de eindterm van het toekomstige rekenonderwijs.

      willem smit

  2. Oudere jaars als tutor
    Je kunt hier op meerdere manieren naar kijken maar voor mij zijn de hoge heren en dames goed de weg kwijt op die instellingen. Voor het wegwijs maken in de grote studentenwereld lijkt het mij een goed plan. De kennis en ervaring wordt door oudere jaars overgedragen op de groentjes.
    Het geeft echter ook aan dat volgens deze lieden het tutorschap geen enkele vorm van scholing vraagt en dat zegt iets over hoe de hoge heren tegen het tutorschap aankijken. Het zijn eigenlijk niet meer dan grote broers of zussen. Voor mij is het dan weer een raadsel dat dit boven lesgeven geplaatst wordt. De kennisoverdracht van generatie op generatie moet enkel nog van boeken en Google komen en het wegwijs maken in het studentenbestaan laat je door ervaringsdeskundige doen. Wat zal het volgende idee zijn?
    Corgi

    • Ook nog eens niet nieuw
      Het idee van ouderjaars als tutor is ook nog eens niet nieuw. Toen ik 10 jaar geleden aan mijn universitaire studie begon was het daar al. Je kreeg met een groepje van een stuk of tien eerstejaars een ouderejaars toegewezen als tutor. Hardstikke fijn om zo een ‘grote broer of zus’ te hebben, maar geen vervanging voor docenten.

Reacties zijn gesloten.