Voor ouders die dromen van een kleine school die volgens de beginselen van BON aan hun kind lesgeeft lijkt er goed nieuws te zijn. CDA-lijsttrekker Balkenende, die een grote kans maakt in de nieuwe regering te komen, heeft drie voor hen belangrijke uitspraken gedaan:
1. Om de keuzevrijheid voor ouders te vergroten, is het nodig de stichtingsnormen te verlagen
2. Er moet een eenmalige extra impuls in kleinschalige onderwijshuisvesting komen
3. Competentiegericht leren is een aanpak onder vele. Het “nieuwe leren” is niet per se de beste aanpak. Niet elke school en niet elke ouder hoeft ervoor te kiezen.
Onder deze omstandigheden lijkt het nu de moeite waard om met een aantal mensen bij elkaar te komen om te kijken hoe wij mischien na de verkiezingen scholen zouden kunnen oprichten die functioneren overeenkomstig de beginselen van BON.
Wij zouden dan ook moeten proberen om gunstigere voorwaarden voor het stichten van dependances te krijgen dan nu het geval is zodat we, wanneer we eenmaal ergens een school van de grond hebben, overal elders voor een klein aantal leerlingen een dependance kunnen openen die na verloop van tijd uitgroeit tot een volwaardige school.
Een regering onder Balkenende zou het bestaande scholen en gemeenten onmogelijk moeten maken om nieuwkomers te weren. Geen gesteggel meer over de vraag of er in een gemeente wel behoefte aan een nieuwe school is.
Omdat het de bedoeling is dat de scholen en de tot zelfstandige school uitgegroeide dependances zo veel mogelijk zelfstandig functioneren en de verantwoordelijkheden bij de leraar terugkomen kunnen zowel zij als de overkoepelende organisatie een platte structuur met weinig managers krijgen. Bij faire subsidiëring komt er zo ruimte voor hogere salarissen voor leraren. De feitelijke taak van het bovenschoolse bestuur wordt dan het uitvoeren van de plannen van de onder hen ressorterende scholen te faciliteren en een fire wall tegen “Den Haag” op te bouwen.
Of Balkenende zijn woorden na de verkiezingen niet zal inslikken is afwachten. Veel organisaties hebben immers grote schoolgebouwen laten bouwen en komen in financiële problemen zodra het oprichten van kleine scholen een succes wordt. Als Balkenende deel gaat uitmaken van een nieuwe regering moeten wij hem zo snel mogelijk vragen om woord te houden.
Interessant
Ben geïnteresseerd en geïntrigeerd. Dit is misschien een lijntje voor geïnteresseerden op de eerste BON-dag in januari?
BON-dag en BON-scholen
Op de BON-dagen weten we in elk geval meer. Via dit BLOG kunnen we denken over een eventuele brief aan een eventuele ministerpresident Balkenende en kunnen we gedachten uitwisselen over de manier waarop we de nieuwe mogelijkheden willen invullen en/of over de strategie en taktiek die nodig is om BON-scholen van de grond te krijgen. BON-scholen zouden zowel onder BON kunnen ressorteren als zich (slechts) kenmerken als scholen die werken met de beginselen van BON. (Vroeger bestonden er nuts(s?)cholen opgericht door de Stichting tot het Nut van het Algemeen). In het eerse geval kunnen we op de BON-dag een werkgroep oprichtenen in het tweede geval een voorlopig stichtingsbestuur.
Alleen al de vrijheid van bestaande scholen om overal dependances zonder een voorgeschreven minimaal aantal leerlingen op te richten zou een explosie van BON-scholen in gang kunnen zetten.
Balkenende heeft ook nog gezegd:
“Bij de nieuwe vrijheid horen noch monopolies, noch schaalvergroting”.
school en baatzucht
C. Offermans schrijft in “We willen meer, meer, meer – en vergeten Waardigheid” (NRC111106) :
(De huidige) scholen zijn niet bedoeld om jonge mensen te verheffen uit de zielloze routines en de refexen van alledag, eerder om hen te leren zich daar zonder protest in te schikken. Elk potentieel enthousiasme wordt er systematisch in de kiem gesmoord. En systematisch betekent: met alle organisatorische en didaktische middelen.. Dat mag in strijd lijken met de zo bejubelde zelfwerzaamheid van de leerling (als effect van de diskwalificatie van de leraar) maar dat is schijn.
Aansluitend legt hij uit dat de leerling goed bewaakte parkoersen en deelparkoersen moet doorlopen zodat een positieve eindrapportage kan worden uitgebracht. Het gaat om de schijnzelfstandigheid van de leerling en het brengt hem ertoe om niets meer te doen dat geen punten oplevert. De leerling wordt opgeleid tot consument en de school is een leerschool in blinde baatzucht geworden.
(Naar aanleiding van de toegenomen hebzucht bespreekt hij ook de paradox dat tweeverdienen nodig is geworden om goede huisvesting te kunnen betalen en dat de ouderen daarvan geprofiteerd hebben)
des pens’ees
Hoe moet (een structuur van) BON-scholen er uitzien? GEEF JE MENING!!!
Denkend aan het stichten van BON-scholen hoop ik dat de politiek de AADBBIJENPLANT-methode voor het stichten van BON-scholen mogelijk zal maken. Als alle beperkingen op het gebied van het stichten van dependances worden opgeheven kunnen BON-scholen zich uitbreiden als een aardbijenplant. Ze maken uitlopers in andere steden die uitgroeien tot zelfstandige scholen. Grote scholen en scholen met een inhomogene scholierenpopulatie zijn onwenselijk. Maar het SITTARDSE MODEL verdient navolging. Alle schooltypen verenigd onder een hele kleine bovenschoolse directie die niet moet leiden maar faciliteren. De scholen werken samen op het gebied van van op- en af-stroming voor zover het gewenste schooltypeprogramma dat toelaat.
Denkend over de structuur van BONscholen denk ik dat we er op moeten wijzen dat deze scholen bedoeld zijn voor LEERWILLIGE LEERLINGEN. Leerwillig kan betekenen dat de motivatie intrinsiek is: de leerling heeft honger naar kennis en inzicht. Het mag ook inhouden dat de leerling kijkend naar zijn toekomstige financieën, werk en sociale status graag een goede opleiding wil volgen.
BON kan ook nog de wens uitspreken dat BON-scholen mogen opleiden voor STAATSEXAMENS. Op deze wijze kan de vervolgopleiding weer vertrouwen hebben in de waarde van het afsluitend diploma.
structuur van het onderwijs: maatschappen
BON verschilt met zijn tegenstanders van mening op 3 belangrijke punten: Wat moet onderwezen worden, Hoe moet onderwezen worden en hoe moet de organisatiestructuur van het onderwijs zijn. De eerste 2 punten zijn op lovenswaardige wijze door Paul Gobée geanalyseerd. Met het laatste punt hangen gevestigde belangen samen en daar kon wel eens het grootste probleem zitten.
Ik herinner mij dat bij de eerdere discussies gesproken is over een maatschap van leraren. Het lijkt mij een goed idee om na te denken over een maatschap van leraren dat aanbiedt om een stuk onderwijstraject onder zijn hoede te nemen, bij voorbeeld onderbouw VWO. Het maatschap biedt aan een bepaalde prestatie te leveren die door de overheid middels slottoetsen gecontroleerd wordt. In dit voorbeeld o.a. dat een bepaald percentage van de leerlingen na 3 jaar toelaatbaar is voor de bovenbouw VWO. De betaling die het genootschap daarvoor ontvangt moet overeenkomen met het bedrag dat de overheid anders voor deze prestatie via het vigerende onderwijssysteem kwijt zou zijn. Als het genootschap nieuwe leraren in haar midden opneemt krijgen die een aantal jaren (b.v. 3) om zich waar te maken. Daarna kunnen ze als partner worden opgenomen.
In de bovenbeschreven organisatie is de structuur democratisch en bijna helemaal plat zoals dat ook zou moeten zijn in een onderwijsgevende organisatie.
Fitte, bevoegde gepensioneerde docenten zouden kunnen helpen met het opstarten van zulke maatschappen. Wie meldt zich aan?
Ik denk dat de overheid, overal toch voorstander van de vriej markt, zich in bochten zou moeten wringen om zo’n voorstel gefundeerd af te wijzen.