ervaringsleren

In dit bericht wil ik me voorstellen en ook tot een genuanceerde uitspraak komen over ervaringsleren.
Ik ben afgestudeerd als theoretisch pedagoog in 1987. Ik ben daarna de beeldende kunst ingegaan en in de kunsteducatie terecht gekomen. Hierin is geen ruimte voor theorievorming of verdieping, zoals ik gewend ben vanuit mijn pedagogische achtergrond. Instellingen die projecten inzetten op scholen gaan vooral voor leuke dingen doen, zij zien basisscholen als klanten die hun producten afnemen. Daar kunnen ze ook niet veel aan doen, want dat is de filosofie van de jaren ’90 en daarna. Bovendien worden ze op cijfers afgerekend.
Ik kwam in de discussie verschillende pedagogen/onderwijskundigen tegen. Ik kan met hen zeggen: ik heb het vanaf de jaren ’80 fout zien gaan in het onderwijs. De pedagogische faculteiten, met hun enorme toeloop aan studenten, waren in de roes van de sociaal-wetenschappelijke theorievorming, die toen een raar geloof verspreiden in hervormingsprogramma’s. In die tijd werden we doodgegooid met nature/nurture onderzoeken en altijd was de uitslag dat opvoeding toch wel de belangrijkste factor was voor karaktervorming. Ergo: goede invloed brengt leuke mensen op. Ik wantrouwde dat toen al, omdat het ook nogal sterk tegen de religie gericht was en omdat je als sociaal wetenschapper die nog iets met religie had werd gezien als iemand bij wie het kwartje nog niet gevallen was. Er zaten nogal wat weggelopen kloosterlingen in onze vakgroep. De faculteiten waren toen de voorhoede voor vernieuwing in het onderwijs. Maar er werd ook toen al gewaarschuwd door Beekman in Utrecht: onderwijskunde maakt het onderwijs stuk. De eerste ramp was dus de hervormingsgezindheid vande PVDA cultuur, die de onderwijskunde in de arm nam.
De tweede ramp is de commercialisering. Scholen zijn cliënten geworden, en ook de overheidsinstellingen, en de stedelijke voorzieningen bezigen die taal. Nu zijn die verhoudingen niet terug te draaien en ook ik bevind me in de markt van de aanbieders. Maar scheef is dat klantdenken: laten we alle pretenties terugschroeven tot de verhouding klant en produkt, dan zijn we van het gelazer af, dan regelt alles zich vanzelf. jaja.
Iemand die verplicht is onderwijs te volgen is geen klant. een onderwijzer ook niet, of een school. In dit klimaat hebben vragen en verdiepende inzichten in vorming en ontwikkeling geen kans.
Maar nu het ervaringsleren. Kunsteducatie en ervaringsleren hebben natuurlijk veel met elkaar te maken. Ik ben dus naar de conferentie ‘leren met hart en ziel’ geweest en kwam er met de allergemengste gevoelens vandaan. je kunt eigenlijk zeggen: dat is de new age in het onderwijs en ze hebben alle voor- en nadelen van de new age. Voordeel: warmte, goede nieuwe methodieken en onderzoeken, ruimte voor het hart, idealisme, power.
nadeel: commercialisering, misbruik van leemten in het onderwijs. zoals de APS met Alex van Emst en zijn hervorming van het M.O.
dat is gewoon manipulatie en heeft niets met echte geode theorievorming te maken.
De ziekte van het ervaringsleren komt niet door het ervaringsleren zelf, maar door de commerciele inzet van ideetjes daaruit, die niet goed zijn onderbouwd alleen snel geld/roem opleveren. Dat is mijn these.

1 Reactie

  1. nature/nurture
    Ik heb 3 opmerkingen over het artikel van Walter op Vrij.

    Ik heb altijd gedacht dat ook in de kunstwereld theorieën een grote rol spelen. Verder ben ik benieuwd of het geloof in nurture op de pedagogische akademies nog steeds zo groot is. Er is veel tweelingonderzoek naar erfelijke eigenschappen uitgevoerd. De resultaten liegen er niet om. DE GENETISCHE BASIS VOOR IMPULSIEF GEDRAG IS MINSTENS EVEN GROOT ALS DE INVLOED VAN DE OMGEVING (Sherman 1997). DE VERSCHILLEN IN DE PERSOONLIJKHEIDSKENMERKEN WORDEN VOOR ONGEVEER DE HELFT GENETISCH BEPAALD (Clarck en Gunstein). Het belangrijker zijn van de rol van nature voor karaktervorming staat tegenwoordig eigenlijk wel vast. Wat op de pedagogische faculteiten over de erfelijkheid van intelligentie werd gezegd weet ik niet. Als IQ daarvoor een betrouwbare maat is staat het nu ook vast dat intelligentie in sterke mate erfelijk is. Hoogopgeleiden zijn in het algemeen intelligent. Tegenwoordig is het normaal dat intelligente meisjes hoog opgeleid worden. Maar naarmate een vrouw hoger opgeleid is krijgt ze gemiddeld minder kinderen. Dit moet er toe leiden dat er tegenwoordig relatief minder kinderen geschikt zijn om een VWO-opleiding te volgen dan vroeger. Dat effect wordt tijdelijk nog versterkt doordat hoogopgeleide vrouwen vaak later kinderen krijgen. Dat hieraan geen aandacht wordt besteed bij het zoeken naar de oorzaken van het afnemende niveau van VWO-abiturienten heeft waarschijnlijk een niet-wetenschappelijke reden.
    Dat de commerciële inzet van ononderbouwde ideetjes uit de ideologie van het ervaringsleren de reputatie van die ideologie schaadt is waar. Maar als fysicus ben ik toch wel blij dat men bij mijn opleiding niet geprobeerd heeft om mij de hoofdzaken van de in 2000 jaar opgedane natuurwetenschappelijke kennis in 12 jaar via ervaringsgericht leren bij te brengen.

Reacties zijn gesloten.