Lelijk misverstand

 

Het AD van 28 juni heeft een artikel met een kop die zegt: “In 2050 is Nederland voller en grijzer, maar de mensen zijn slimmer.”  Voller en grijzer, dat zal wel, maar slimmer?

Ik heb de afgelopen vijf jaar wel honderd keer gelezen  dat het onderwijs hard achteruit gaat, op elk niveau, dus waar gaat dit over?

Om te beginnen: het is niet erg waarschijnlijk dat ‘de mensen’ slimmer worden door het volgen van onderwijs, het is juister om te stellen dat verstandelijke vermogens tot ontwikkeling gebracht kunnen worden door goed onderwijs.

Maar dan nog, niet iedereen heeft dezelfde aanleg en kan een hoog intellectueel niveau bereiken. Misschien tien procent van de bevolking.

Maar wat zegt het AD? “Er zijn in 2050 heel wat bollebozen die oplossingen kunnen bedenken voor de uitdagingen die het land te wachten staat. Nu heeft 37 procent van de beroepsbevolking een h.b.o.- of universitair diploma. In 2050 is dat naar verwachting 47 procent.”

Maar, zeg ik dan, slechts een klein deel daarvan kan uitblinken op intellectueel niveau. En dan nog is daar excellent onderwijs voor nodig.

Blijkbaar denkt de journalist van het AD dat tijd doorbrengen  in het onderwijs hetzelfde  is als leren. Hoe langer hoe beter. Kijk maar naar Amerika!

Ik spreek nog wel eens oudere mensen  die vóór de jaren zeventig van de vorige eeuw een vierjarige mulo-opleiding volgden. Die was veel degelijker en breder dan later de havo of ook wel het atheneum.

En het hoger onderwijs? Vroeger keek men daar tegenop: daar werden hoge eisen gesteld, daar moest hard gestudeerd worden en lang niet iedereen die eraan begon, kon het voltooien.

Maar nu: de universiteiten en hogescholen willen een hoge productie leveren en daar zorgen ze ook voor. Maar daarmee zijn de ontvangers van dat onderwijs nog niet ‘geleerd’ geworden !

Ze hadden er misschien meer aan gehad om werkzaam te zijn  in de ‘gewone’ maatschappij, ook meer kunnen leren.

Op de een of andere manier is het normaal geworden langdurig te leven buiten de normale maatschappij.

Daarover worden te weinig vragen gesteld.

 

 

J.C. Traas