Minister Dijkgraaf wil een betere aansluiting van het vervolgonderwijs.
In zijn kamerbrief Het vervolgonderwijs als waaier van 27 maart richt de minister zich vooral op de versterking gelijkwaardigheid binnen het vervolgonderwijs: ‘In mijn kabinetsperiode heb ik mij sterk gemaakt voor gelijke waardering van alle vormen van vervolgonderwijs. In plaats van een ladder van ‘laag’ naar ‘hoog’ zie ik het onderwijsstelsel graag als een waaier waarin verschillende opleidingen naast elkaar liggen, ieder met hun eigen kwaliteiten, goed op elkaar aansluiten en als gelijkwaardig worden gezien’.
Minister Dijkgraaf schetst verder in zijn brief een aantal thematieken die de huidige – in zijn ogen verkeerde- situatie versterken:
1. Al is de instroom in het mbo vanuit de havo en het vwo het afgelopen jaar toegenomen, de meeste leerlingen stromen in in een vervolgopleiding op het ‘hoogst’ haalbare niveau. Dit is geen probleem voor de meesten, maar er zijn studenten die zich beter kunnen ontwikkelen in een andere onderwijssector. Eenmaal gestart in een van de onderwijssectoren kom je er echter moeilijk uit. Deze trechterwerking begint al bij de selectie in het primair onderwijs. Wie desondanks wil doorstromen stuit op drempels. Onderwijsprogramma’s en begeleiding van studenten sluiten tussen het mbo, hbo en wo nog niet altijd goed op elkaar aan. Studenten kunnen hierdoor ontmoedigd raken en afhaken. Zo valt van de mbo-studenten die doorstromen naar het hbo 19% uit in het eerste jaar van de studie.
2. Tussen studenten uit het mbo, hbo en wo zien we verschillen die bijdragen aan de onderwaardering van het beroepsonderwijs. Zo hebben mbo studenten minder mogelijkheden om het studentenleven te ervaren dan hbo- en wo-studenten. Denk aan de toegang tot studentenverenigingen, sportfaciliteiten en horeca. Een ander punt is de financiële positie van studenten. Deze wordt mede bepaald door de financiële regelingen waarop zij aanspraak kunnen maken. Uw Kamer heeft mij verzocht de verschillen tussen regelingen in kaart te brengen. Een overzicht van deze verschillen vindt uw Kamer in de bijlage bij deze brief.
3. De kaders waarbinnen mbo-, hbo- en wo-instellingen werken verschillen. Zo verschilt de bekostigingssystematiek per sector en is het toezicht op het mbo anders geregeld dan toezicht op het hbo en wo. Verschillen kunnen belemmerend werken op de ontwikkeling van de sector en op samenwerking tussen de sectoren.
Tot slot merkt de minister op dat de eigen identiteit en maatschappelijke opdracht van de onderwijssectoren scherpere onderlinge afbakening behoeft. ‘Als de studiekeuze wordt bepaald door de ‘hoogte’ van de opleiding zal het beroepsonderwijs nooit een positieve keuze zijn. Het creëren van een sterk eigen profiel door het mbo en hbo is hierin belangrijk en heeft ook effect op het beeld dat studenten van zichzelf ontwikkelen’.
Bron: Kamerbrief Het vervolgonderwijs als waaier, 27 maart 2024.
Laat een reactie achter
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.