Governance volgens Balkenende

Governance volgens Balkenende

Op 24 maart 2011 hield oud-premie Jan Peter Balkenende als kersvers benoemde hoogleraar “Governance, Institutions and Internationalisation” aan de Erasmus Universiteit zijn oratie onder de titel “Over governance en maatschappelijke verantwoordelijkheid: hoe verder ?
In het begin van zijn oratie verwijst Balkenende al direct naar het onderwijs zonder daar overigens verder op in te gaan. Dat kan hij dan misschien later nog eens doen, want juist in het onderwijs zijn recent allerlei wettelijk verplichte governancestructuren doorgevoerd waarmee, zacht gezegd, niet altijd even positieve ervaringen zijn opgedaan. Denk aan de ontwikkelingen bij InHolland, de Stenden Hogeschool of bij de scholengemeenschap Veldvest om er maar een paar te noemen.

Een goed vertoog zou moeten beginnen met een heldere definitie van het onderwerp, in dit geval governance. Wat onderscheid het begrip governance nu eigenlijk van het begrip bestuur behalve dat het wel duidelijk is dat governace Engels is en bestuur Nederlands? Heeft het te maken met de internationalisation? Betekent het meer dan een eenvoudige vertaling omdat het Engels nu eenmaal de internationale voertaal is? Kennelijk wel hoewel de opmerking dat “governance een tegenwoordig veel gehoorde term is, die gaat over inhoud, wijze en aard van besturen door overheden, ondernemingen, maatschappelijke instellingen en andere organisaties”ons in eerste instantie niet veel verder brengt. Balkenende veegt laatstgenoemde begrippen vervolgens op één hoop onder het sociologische begrip “institutions”, dat zijn structuren en mechanismen die het gedrag van personen, instellingen en organisaties richting geven. Dat kan zowel gaan om die instellingen zelf als om de richtinggevende mechanismes als CAO’s, (internationale) afspraken, gedragscodes etc. Governance en institutions zijn nauw met elkaar verbonden en deze hebben weer alles te maken met de internationalisation. Vervolgens tovert hij dan toch een definitie van governance uit zijn hoge hoed: aard, inhoud en wijze van besturen door actoren in de publieke en de private sfeer in een omgeving die een steeds internationaler karakter krijgt.

Balkenende heeft nog niet zo lang geleden de politiek verlaten, de CDA politiek wel te verstaan en heeft zich nog niet kunnen ontdoen van het in die kringen kenmerkende wollige taalgebruik zo hij dat ooit zal kunnen. Dat vraagt om duiding. Ik denk dat hij bedoelt dat onder invloed van het vigerende internationale marktdenken en economisme alle maatschappelijk instellingen zoals het onderwijs daarbij zoveel mogelijk moeten worden ingeschakeld en onder hetzelfde regime gebracht. Internationaal is hier geen neutraal, waardevrij begrip als in bij voorbeeld het begrip “internationale atlas”. Er kan bij voorbeeld nooit bedoeld zijn dat alle instellingen zouden moeten komen te vallen onder de richtlijnen van de Socialistische Internationale.
Voor het onderwijs is de weg naar dit type bestuur of Newe Public Management bereid door onder andere de internationale conferentie van Bologna in 1999 (zie Chris Lorenz, 2008). Door Balkenende worden dergelijke ontwikkelingen niet gereflecteerd. Hij lijkt ze als een soort metafysisch gebeuren te aanvaarden. The world is flat citeert hij Thomas Friedman en zo is het in zijn ogen. Einde verhaal.

De metafysische kijk op de ontwikkelingen blijkt ook uit zijn verklaring voor de vraag waarom governance (waarvan we eigenlijk nog steeds niet weten wat het is) zo’n centraal en actueel thema is geworden.Er blijkt namelijk sprake te zijn van een paradigmaverandering; het sleets raken van oude ordeningsparadigma’s en de zoektocht naar nieuwe. Een ware queeste. In dit nieuwe paradigma vervaagt het onderscheid tussen onderwijs, bedrijfsleven en maatschappelijke verbanden. Onder invloed van allerlei ontwikkelingen wordt meer gezocht naar samenhang en gemeenschappelijkheid. Bij de op zich juiste beschrijving die Balkenende vervolgens geeft van de ontwikkelingen in de jaren tachtig en negentig, de terugtredende overheid, de privatiseringen en verzelfstandigingen, de ingrepen in de verzorgingsstaat, het onderwijs etc. wekt hij de indruk dat dit allemaal niet het gevolg is van concreet politiek beleid en politieke keuzes, maar van de onzichtbare invloed van het paradigma; bij wijze van spreken zoals Adam Smith het eens had over de “invisible hand”.
Het begrip “paradigmashift” kennen we overigens ook van sommige onderwijsvernieuwers die eveneens spreken van onvermijdelijke veranderingen. Critici krijgen al snel het stempel van dissidenten. Jan Blokker heeft over dit bastaardbegrip in zijn recente pamflet behartigswaardige dingen geschreven ( Jan Blokker: Bedrog en onbenul, 2011).

In zijn weergave van het proces van wat ik voor het gemak maar even neo-liberalisering noem, geeft Balkenende toe dat het één-op-één toepassen van de neo-klassieke handboeken tot grote problemen aan de onderkant van de samenleving kan leiden. En dan is er ook nog eens zo iets als de kredietcrisis waarin de overheid ineens krachtig heeft moeten ingrijpen. Dat vermag het dogma dat de overheid op allerlei gebieden dient terug te treden echter niet aan het wankelen brengen. In tegendeel, volgens Balkenende heeft de financieel-economische crisis het inzicht versterkt dat toezichtstructuren aanzienlijk moeten worden versterkt en beter moeten worden gecoördineerd. Governance, zegt hij, impliceert dat juist vanuit de eigen organisatie kritisch wordt gereflecteerd op het eigen functioneren. Grenzen worden niet alleen door de overheid gesteld. Het zijn juist de instituties zelf die de maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben te dragen. Toegespitst op het onderwijs kan ik hier niets anders in zien dan een bekrachtiging van de huidige structuren waarin de overheid de verantwoordelijkheid voor organisatie en inrichting van het onderwijs primair overlaat aan de besturen en de raden. Balkenende geeft er nergens in zijn betoog blijk van dat bestuur en organisatie in het onderwijs iets geheel anders is dan dat van grote private ondernemingen. Waar het fout gaat wil hij het toezicht in het kader van governancestructuren verbeteren. Bureaucratie bestrijden met meer bureaucratie.

Om zijn verhaal te illustreren komt Balkenende met een drietal zeer uiteenlopende voorbeelden: het financiële failliet van Griekenland, de bijdrage van DSM aan de milleniumdoelstellingen en de met een prijs beloonde maatschappelijke activiteiten van de voetbalclub NAC. Dit zijn volgens Balkenende voorbeelden van verkeerde resp. good governance: keuzes die elke dag gemaakt worden, of het nu om overheden, ondernemingen of maatschappelijke organisaties gaat. “Je hebt good en bad practices en van de goede moeten we leren.voor de thematiek van de governance.” Governance heeft dus ook te maken met normen en waarden, goed gedrag dus; een geliefd balkenendethema. De aangehaalde voorbeelden en interpretatie ervan laten naar mijn mening goed het hybride karakter van het begrip governance zien. Je kunt er alles onder vatten wat met bestuurlijk en georganiseerd maatschappelijk handelen te maken heeft en daaruit vrij willekeurig een aantal positieve voorbeelden pikken van welke kant het uit moet. Zo smoor je alle meer fundamentele kritiek bij voorbaat. Je zou als voorbeeld evengoed ook bepaalde maatschappelijke projecten van InHolland kunnen noemen als navolgenswaardige good practices en dan vervolgens zeggen dat het met het toezicht daar allicht wat beter kan. Over het geconstateerde democratische en bestuurlijke tekort hebben we het dan maar even niet. De trein gaat verder
.
Het laatste deel van zijn oratie wijdt Balkenende aan een theoretische reflectie op governance.
Hij geeft het dilemma aan van een onderneming tussen streven naar een zo hoog mogelijk rendement en een goed sociaal beleid als een normatief thema voor good governance. Ook dient er aandacht te zijn voor goede procedures en gereglementeerde zeggenschap. Procedures moeten echter niet overschat worden.”Essentieel bij governance is dat er acht wordt geslagen op de te bereiken resultaten.”
Vervolgens besteedt hij aandacht aan de maatschappelijke omgeving in vijf aandachtspunten:
Waarden of values, voortdurende innovatie, een ondernemende mentaliteit, internationalisering en back to the basis. Met het laatste bedoelt hij een voortdurende aandacht voor de kernactiviteiten van een bedrijf of instelling.
Tot slot houdt Balkenende ons voor dat good governance onontbeerlijk is om te kunnen blijven meedoen op de global marketplace.

Het hele verhaal van Balkenende is na te lezen op de site van de Erasmusuniversiteit. Van een leerstoel die zich bezig houdt met governance mogen we verwachten dat deze ook kritisch onderzoek niet schuwt naar de klakkeloze toepassing van governancestructuren op specifieke deelgebieden als bij voorbeeld het onderwijs.De problematische kant van dit type bestuur op afstand is door BON bij herhaling aan de orde gesteld. Ook Ton van Haperen zegt in De ondergang van de Nederlandse leraar nadrukkelijk dat het onderwijs geen product is en scholen geen bedrijven zijn. De huidige bestuursvormen zorgen juist voor grote problemen in het onderwijs. De uitwerking van het New Public Management op de universiteiten is uitvoerig beschreven en geanalyseerd in If you’re so smart, why aren’t you rich? (red. C. Lorenz, 2008).
Kritisch onderzoek op het terrein van governance en onderwijs is naar mijn mening zeer gewenst.