Net als in voorgaande jaren geef ik een bespreking van het VWO Wiskunde B examen.
De opgaven
Het examen bevat 18 vragen in 7 delen over maar liefst 10 pagina’s verdeeld:
- Gelijke oppervlakten
- Onderzetter
- Aan een cirkel rakende rechthoeken
- Condensatoren
- Een rechthoek in stukken
- Logaritmen en vierde macht
- Een geodriehoek
Eerst maar eens een stokpaardje: 4 van de 18 vragen gaan over vlakke meetkunde. Leuk wellicht, maar niet doorstoomrelevant en met de gigantische wiskundeproblemen die eerstejaars studenten hebben een niet te permiteren hobby.
Er moet wat algebra gedaan worden (waar meestal het antwoord al gegeven is: een ’toon aan dat’ vraag) bij 6 vragen (3 polynomen, 2 gonio, 1 exponentiele functie). Er zijn 4 vragen over differentieren (1 gonio, 1 exponentiele functie, 1 logaritmische functie, 1 rationale functie). Er is slechts 1 vraag over integreren (en dan nog een kwadratische functie ook) en er is nog een goniometrische meetkunde vraag (naast de al genoemde 4 vlakke meetkunde vragen). En dan zijn er nog 2 vragen… Bij vraag 8 komt een klein beetje meetkundig inzicht kijken, maar de resulterende vergelijking mag met de grafische rekenmachine opgelost worden (terwijl dit heel eenvoudig met de hand kan). Vraag 13 is nog wat erger: daar mag het oplossen van een vergelijking ofwel met de grafische rekenmachine of door maar wat te proberen…. Ook bij opgave 6 mag de grafische rekenmachine gebruikt worden terwijl dit best met de hand kan (al zit ‘harmonische vorm’ wellicht niet in het programma; zou het overigens wel moeten zitten).
Conclusie
Een examen met heel veel tekst en weinig wol. Het gevraagde algebraische niveau is te laag voor wat je redelijkerwijs mag eisen van de wiskundig meest getalenteerde 17 of 18 jarigen van Nederland.