Oké: iets genuanceerder: De leraar wordt in de literatuur niet afschilderd als iemand die bewondering afdwingt. Kees ’t hart heeft een interessant artikel geschreven over de leraar in de literatuur in de Groene die vandaag bij abbonnees in de brief viel (Groene 17-10-08, bl. 28, 29 en 31)
Ik vrees dat de leraar niet alleen in de literatuur een pispaal is, maar ook in het dagelijks leven reden heeft om zich vaak zo te voelen.
Inzake literatuur
Bordewijk, Siebelink en Hans Dorrestein doen toch niet zo minachtend? Ook schrijvers die het onderwerp zijdelings aanroeren (Elsschot, van ’t Reve (K), Hermans) spreken er zonder minachting over. Maar misschien dat ik die onaardige schrijvers intuïtief weet te vermijden. De werkelijke minachting zit bij de bobo’s en in de rest van de kleilaag: geld versus intellect.
Dat mijn leerlingen op de vraag ‘Wat wil je later worden?’ ‘Geen leraar’ antwoorden vind ik stiekum ook wel een beetje leuk. Lang niet iedereen wil later oorlogsheld of ‘Arts zonder Grenzen’ worden, maar dat hoeft niet van minachting te getuigen.
hoofd bijzaken
Er zijn zoveel beroepen waarvoor leerlingen niet warm lopen. Accountmanager bijvoorbeeld. Dit betekent dat leraar op hetzelfde niveau staat als accountmanager. Dat geeft niets, er zijn veel accountmanagers – helaas zijn er te weinig leraren. De meeste leerlingen worden uiteindelijk hoofd bijzaken van een neveneffectenbedrijf. Iets nietszeggends. Waren ze maar leraar geworden.