Nog niet zo heel lang geleden werd deeltijdarbeid gezien als een belangrijke bijdrage aan de problematiek op de arbeidsmarkt en aan de maatschappelijke verdeling van arbeid en zorg. Deeltijdarbeid verhoogde de arbeismarktparticipatie in personen, verlaagde de werkloosheid en schiep ruimte voor een combinatie van arbeidsdeelname en zorg voor het gezin. Sinds kort echter staat deeltijdarbeid in een negatief daglicht bij werkgevers, carrièrevrouwen en sommige economen en worden deeltijdwerkers beschouwd als een soort tweederangs werknemers. Een schrijnend voorbeeld is de interpretatie door de werkgevers van het principe-accoord tussen V.O.-Raad en de vakbonden, waarover Jeronimoon zich op dit forum m.i. terecht enorm boos maakt. Arbeidsvoorwaardelijke verbeteringen, die zijn bedongen worden deeltijders onthouden domweg omdat ze deeltijders zijn. Idioot gewoon. De rechter zal zich hierover binnenkort uitspreken. Het lijkt waarschijnlijk dat de V.O.-Raad op formele gronden in het gelijk wordt gesteld omdat deeltijders niet expliciet in de overeenkomst worden genoemd. De vanzelfsprekendheid van de gelijkberechtiging van voltijders en deeltijders wordt zo ondermijnd en mijns inziens heeft J. gelijk; is hier gewoon sprake van discriminatie.
Het gevolg zou kunnen zijn, dat de bonden, zoals ze zelf zeggen, de in hun ogen onbetrouwbare V.O.-Raad voorlopig passeren en gaan onderhandelen met de afzonderlijke schoolbesturen. Begrijpelijk, vanuit hun standpunt, maar is dit ook een gelukkige ontwikkeling ? Ik veronderstel dat de bonden zich in deze decentrale onderhandelingen op principiële punten als werkdrukvermindering toch sektorbreed zullen blijven opstellen zodat je telkens weer een herhaling van zetten krijgt en waarschijnlijk ook veel arbeidsonrust. Waarom slagen de werkgevers in het onderwijs er niet in om een serieuze en betrouwbare werkgeversvereniging op te richten met een democratische besluitvorming, die er in slaagt stevige mandaten voor onderhandelaars te geven. Omdat het amateurs zijn ? Zo lang dat niet lukt en de situatie blijft zoals hij is, denk ik dat Plasterk op een gegeven moment zijn verantwoordelijkheid zal moeten nemen en in het algemeen belang middels een wet of een maatregel in moet ingrijpen en het principe-accoord alsnog eenzijdig geldig moet verklaren. Hierbij heeft hij natuurlijk wel de heer Donner, de minister van sociale zaken nodig en kabinet en kamer moeten ermee instemmen. Het is een paardenmiddel, niet sympatiek en normaal gesproken ongewenst, maar in het verleden is wel eens meer ingegrepen om redenen van groter belang dan de stokpaardjes van de onderhandelaars. Het is nog niet zover en hopelijk komt het moment ook niet maar hoe lang kan zo nog verder gerommeld worden ?
Reacties zijn gesloten.
Straks verlagen deeltijders de werkdruk van voltijders
Is het niet zo dat Nederland ca. 600 afzonderlijke vo-schoolbesturen telt? Het lijkt me te veel voor de bonden om mee te onderhandelen, en kost bij elkaar opgeteld ook de besturen te veel tijd. Daarom zie ik het uitdraaien op een nieuwe onderhandelingsronde AOB/CNV vs. de VO-raad, zeker als de rechter de laatste in het gelijk zou stellen (op debiele formalistische gronden).
De vraag is of de onderwijsbonden er van mochten uitgaan dat de bepaling over verlaging van het maximum aantal lesuren gevolgen zou hebben voor de aanstelling-naar-rato van deeltijders. Hier kan het gewoonterecht een rol spelen. Als de partijen in het verleden al vaker een CAO-afspraak die voor full-timers gold automatisch van toepassing verklaarden op deeltijders, staan de bonden sterk. Zijn zulke voorbeelden er niet, dan halen ze wellicht bakzeil.
Het is heel dom en tegelijk heel slim van de VO-raad om deeltijders te benadelen. Heel dom omdat deeltijders meer dan voltijders lijden onder werkdruk (hun overhead is relatief groter, dat is allang bekend uit onderzoek naar werkdruk) en omdat scholen voor de invulling van hun vacatures sterk afhankelijk zijn van deeltijders. Heel slim – of liever: sluw – omdat juist die aanwas van deeltijders het beperken van de werkdrukmaatregel tot voltijders de scholen veel geld oplevert. Dan hoeven ze zich alleen maar in te spannen de werkdruk voor de 20% voltijders te regelen, wellicht ten nadele van de werkdruk van de 80% deeltijders.
(Terzijde: de werkgevers zijn natuurlijk geen amateurs, tenzij in overdrachtelijke zin, maar beroepskrachten en dienen zich ook daarnaar te gedragen. Het kinderlijke en destructieve gedrag rondom deze CAO is daarom een blamage, evenals het ontkennen daarvan.)