Kees de Glopper (hoogleraar aan de RuG, voorheen hoogleraar onderwijskunde aan de UvA en voorheen van het SCO-Kohnstamm Instituut) schreef in maart 2008 het volgende artikel dat ook verscheen in de mei 2008 uitgave van didactief.
Het is het inmiddels bekende verhaaltje van de afgelopen maanden vanuit de onderwijskunde: het niveau van het onderwijs daalt niet, de PPON onderzoekers kletsen uit hun nek, PISA daarentegen is fantastisch, Het Nieuwe Leren komt in Nederland amper voor maar is wel absoluut geweldig, de `onderwijsrestaurateurs’ hebben het helemaal mis….
De Glopper besteed een groot deel van zijn artikel aan PPON (het langjarig onderzoek van het CITO naar het niveau van taal en rekenen op de basisschool). Hier komt weer voorbij dat slechts op 3 van de 21 onderdelen van rekenen er sprake is van achteruitgang. Weer wordt niet gezegd dat juist deze 3 onderdelen de kern van rekenen zijn, en de andere 18 onderdelen laten we zeggen `franje’ zijn. Maar de meeste aandacht besteed De Glopper aan de ijking van de opgaven (het CITO laat een panel van deskundigen de moeilijkheidsgraad van opgaven bepalen). Hier begaat hij echter een blunder. Het CITO stelt dat deze ijking over de tijd van het onderzoek stabiel is. De Glopper pretendeert aan te tonen dat dit niet zo is door te kijken naar de resultaten van leerlingen op de PPON toetsen (die niet constant zijn). Maar dat is natuurlijk geen ijking en dat is dan ook niet wat het CITO bedoelt. Het CITO bedoelt dat de verschillende panels (in 1997 en 2001) soortgelijke opgaven eenzelfde moeilijkheidsgraad toekenden. Als je op de manier van De Glopper de toetsen zou `ijken’, dan zou het bereikte onderwijsniveau per definitie constant in de tijd zijn!
Onduidelijke onderzoek de Glopper
Ik heb een week geleden een lezing van de Glopper bijgewoond. Daarbij ging het over de didactiek van de schrijfvaardigheid voor een tweede taal tov de schrijfvaardigheid van een eerste taal.
Een eerste conclusie van de Glopper: dat er veel overeenkomsten zijn tussen het leren schrijven in een 2e taal tov het leren schrijven in je moedertaal, die conclusie leek met niet al te opmerkelijk. Opmerkelijk was voor mij eerder dat dat inzicht tamelijk nieuw was. Er zijn aparte NT2 deskundigen, die weinig moeten hebben van NT1 didactiek en vooral blijven hameren op verschillen. Een typisch gevalletje van status-nijd lijkt me.
In de tweede helft van zijn betoog ging hij in op welke didactiek wel en welke didactiek niet helpt bij het leren schrijven in een (tweede) taal. Ik vond zijn conclusies hier uitermate gammel. Zo was hij bijvoorbeeld erg stellig dat grammatica helemaal niet helpt. Bij de verantwoording van deze conclusie (en de andere conclusies) bleek dat hij een en ander had afgeleid door een veelheid van verschillende onderzoeken bij elkaar te halen en daaruit conclusies te trekken. Het was een soort meta literatuuronderzoek en daaruit zijn dergelijke stellige conclusies in mijn ogen helemaal niet te trekken.
Zo had hij bv geen antwoord op mn vraag of er onderscheid gemaakt was tussen “leerders” van verschillend niveau. Ik kan me goed indenken dat je bij 2e taal cursisten van zeer laag niveau (analfabeten) niet hoeft aan te komen met grammatica. Als die groep relatief groot is, dan is de conclusie duidelijk.
Natuurlijk is het ook belangrijk hoeveel grammarica les er wordt gegeven. Als het een losse module is van een paar lessen, dan kan ook dat een reden zijn dat grammatica zinloos is. Een mooie manier om je zin te krijgen: eerst grammatica onderwijs tot een onmogelijk minimum beperken en dan zeggen dat het zinloos is.
Ook waren de door de leerders geschreven teksten holistisch beoordeeld, er was geen specifiek onderscheid gemaakt in bv spellingsfouten en fouten in de logische structuur van de tekst. Simpel één cijfer voor “de kwaliteit” van de gemaakte tekst.
Teksten die gemaakt waren door leerders die over het betreffende onderwerp relatief veel kennis hadden, bleken ook beter dan teksten van leerders die geen kennis hadden over het onderwerp waarover ze schreven (wiedes lijkt me).
Kortom: afgezien van de eerste conclusie, over overeenkomsten tussen schrijven bij 1e taal en schrijven bij 2e taal, vond ik het betoog zwak.
Maar.. zo zij hij: hij behoorde ook niet tot de somberaars. Gelukkig kwam er uit de zaal het nodige weerwoord.
Wie zou hij daar nou mee bedoeld kunnen hebben?
Een subtiele reactie…
… van ene Robert.
Professor Doctor Kees
In de oorspronkelijke tekst afficheert hij zich als professor doctor Kees de Glopper. Eigenlijk hink je dan op twee tegenstrijdige gedachten. Je wilt populair doen (dus ‘Kees’) maar je wilt ook dik doen (dus ‘Professor Doctor’). Hetzelfde zie je bij andere hoogwaardigheidsbekleders (burgemeester Jacques, minister Maxime; we moeten de Oranjes hiervan overigens uitzonderen).
Dat moet Professor Doctor Kees natuurlijk helemaal zelf weten. En de Joeneveursetie Groningen heeft ook het volste recht om die onzin ook nog eens een keer in het Engels te vertalen (voor wie in vredesnaam?).
Wat ik eigenlijk wilde zeggen is dat K. de Glopper, natuurlijk, weer een onderwijskundige is. Merkwaardig toch, dat de mensen die gezien hun ‘vak’ die niveauverlagingen als eerste zouden moeten signaleren er juist als laatste achterkomen. Maar misschien is niveau in hun ‘vak’ geen courant begrip.
Prof Dr Kees
Professor Doctor Kees heeft een kandidaats in de Nederlandse taal en letterkunde en een doctoraal in de algemene taalwetenschap. Het is dus nog erger: hij zou beter moeten weten.
Het oordeel van Prof Dr Kees
Kees heeft dus ook nog weet van een echt vak. Nu ga ik toch twijfelen. Ik voel mij als iemand die onbeschut buiten loopt en kletsnat is geworden. Hij voelt de druppels op zijn hoofd neerkomen, terwijl het weerbericht op de radio meldt dat het niet vaststaat dat het regent. Wie is er hier gek?
Laten we niet op de man spelen
Om de manier te bekritiseren waarop hij zijn naam gebruikt vind ik toch een beetje flauw. Het gebruik van voornamen in officiële functies is in Nederland gemeengoed (is overgenomen uit de Amerikaanse mores, denk ik). En de titelatuur is relevant bij het beoordelen van zijn verhaal. Terecht dat hij dat vermeldt.
Overigens maakt dat hem ook kwetsbaar. Fouten in zijn betoog zijn natuurlijk veel storender juist omdat hij geacht wordt een expert te zijn op zijn vakgebied.