*De Academische School Limburg*
De school die opleiding en innovatie koppelt aan onderzoek en ontwikkeling
De leraar centraal
1,2 miljoen subsidie in 2006
De Academische School Limburg legt het zwaartepunt bij onderzoek van competenties: docenten analyseren hun competentieprofiel en geven daarmee vorm aan hun eigen professionalisering.
DEELPROJECT 1: LEERLINGGESTUURD ONDERWIJS
De implementatie van nieuwe vormen van leren worden gekoppeld aan onderzoek en evaluatie.
Het inzicht dat een leerling in deze tijd ander gereedschap nodig heeft voor zijn werkzame leven dan twintig jaar geleden is evident. De vaardigheid om keuzes te maken is belangrijker geworden, evenals de motivatie zich te ontwikkelen. Iedereen moet een leven lang zelfstandig kunnen leren.
De leerling staat steeds meer centraal. Uit een leerling halen wat erin zit, is een algemeen onderschreven behoefte. Een meer leerlinggestuurde benadering kan daaraan een bijdrage leveren. De school moet zich daarop aanpassen én docenten hebben andere competenties nodig dan twintig jaar geleden.
DEELPROJECT 2: INTERNATIONALISERING
Het beschrijven van competentieprofielen en het ontwikkelen van curricula voor opleiden en onderwijs in een internationale context. In dit deelproject willen we opleiders toerusten in kennis, vaardigheden en attitude om in internationale context op te leiden. We zoeken naar de bijzondere competenties die opleiders daarvoor nodig hebben.
DEELPROJECT 5: ONDERZOEKEN VAN HET FUNCTIONEREN VAN DOCENTEN
Evaluatieonderzoek naar functioneren en tevredenheid bij docenten alsmede het inventariseren van de
professionaliseringsbehoeften en het opzetten van daaruit voortvloeiende opleidingstrajecten. Scholen zijn door de invoering van de Wet Beroepen in het Onderwijs (BIO) genoodzaakt personeelsbeleid te voeren dat er op gericht is een bekwaamheidsdossier voor personeel te ontwikkelen. We onderzoeken of docenten meer zicht op hun competenties krijgen door het gebruik van bestaande instrumenten (bv. de quickscan). Ook onderzoeken we of docenten na het invullen van een vragenlijst een persoonlijke professionaliseringsbehoefte kunnen formuleren.
Een voorbeeld van zo’n kritisch, onafhankelijk en gedegen onderzoek: (*Nieuwsbrief 4*)
“Rob Keulers’ onderzoek draagt de titel: Nieuwe leren, eren of keren? Rob deed onderzoek naar de resultaten voor het vak Nederlands van de leerlingen van de kaderberoepsgerichteleerweg vmbo van het Carbooncollege. Hij vergeleek daartoe de resultaten van de leerlingen van de sector Techniek met die van de leerlingen Zorg en Welzijn. Het vak Nederlands wordt in de sector Techniek gegeven aan de hand van de methode Op Niveau Plus. Er wordt klassikaal, frontaal lesgegeven. Bij de sector Zorg en Welzijn is het vak Nederlands 100% geïntegreerd in de beroepsgerichte vakken. Dat houdt in dat er veel in groepen gewerkt wordt, het onderwijs gedifferentieerd is en er sprake is van buitenschools leren. In beide sectoren worden de deelvaardigheden lees-, luistervaardigheid en spelling op uniforme wijze getoetst. Uit het onderzoek van Rob blijkt dat de leerlingen Zorg en Welzijn significant beter scoren voor het vak Nederlands op het centraal schriftelijk examen dan hun medeleerlingen uit de sector Techniek. Doordat leerlingen op een realistische wijze met de Nederlandse taal aan de slag gaan, blijken ze kennis spelenderwijs op te pakken.
Waarschijnlijk stijgt hun motivatie omdat ze tijdens het werken ervaren waarvoor ze hun kennis van het Nederlands in hun toekomstig beroep nodig hebben.”
Rob Keulers
Ik kan geen details van dat onderzoek van Rob Keulers vinden. Maar wat mij meteen opvalt: bij techniek zal de verhouding jongens-meisjes 90-10 of iets dergelijks zijn, bij zorg en welzijn zal dat precies andersom zijn. Het is bekend dat meisjes beter in taal zijn dan jongens (blijkt o.a. uit de CITO scores). Als Rob Keulers geen rekening heeft gehouden met deze ongelijke verdeling van jongens en meisjes, dan is het onderzoek waardeloos.
Nu NIEUWWW AHNL met extra academie… of zo!!
Is het woord academisch niet op één of andere manier beschermd? Dit lijkt er in de verste verte niet op (alhoewel, ook onderwijskunde schijnt academisch te zijn).
Maar de docenten/onderzoekers zoals ze genoemd worden hebben geen academische achtergrond.
Natuurlijk wordt de academische kwaliteit wel degelijk gewaarborgd:
Citaat:
“5. Hoe wordt de (academische) kwaliteit gewaarborgd ?
Daarnaast is een compacte organisatiestructuur ingericht die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het project. ”
Ik begrijp die zin niet. Foutje?
en elders:
“4. Eisen :
De eisen aan de projectdeelnemers voor wat betreft het academische gehalte en de uitvoering van de projectactiviteiten blijven gehandhaafd conform de projectaanvraag. We maken daarbij een onderscheid tussen
Eisen aan de input zijde: scholing
Kwantitatief: de in de aanvraag genoemde aantallen docenten (minimaal 15 per deelproject) dienen te worden geschoold om voldoende academisch draagvlak te creëren
Kwalitatief: in overleg met programmaraad zal worden gekeken naar een maatstaf om adequate scholing van betrokken personeelsleden te definiëren.
Eisen aan de output zijde: activiteitenplan
Kwantitatief: de activiteiten moeten gerealiseerd worden op de afgesproken tijdstippen
Kwalitatief: Er moeten kwaliteitsnormen voor de aangeleverde producten en uitgevoerde opgesteld worden. Ook hiervoor schakelen we de programmaraad in. Teams kunnen ook zelf kwaliteitsbewaking organiseren via hun professionele ondersteuners. ”
Ze worden geschoold en er is een activiteitenplan. Dat gebeurt en zijn daarmee kennelijk academisch. Gelukkig kunnen de teams “ook zelf kwaliteitsbewaking organiseren via hun professionele ondersteuners.”
Het kost wat en dan heb je ook niks.
Wat zou het doel van deze school kunnen zijn, vraag je je dan af. En ik kan er maar eentje bedenken (naast de tijdelijke kick voor de deelnemers die eens wat anders doen dan gebruikelijk en wellicht goed gefaciliteerd worden). Het is een poging tot legitimering van HNL in het tijdgewricht waarin HNL het zwaar voor de kiezen heeft. Het past perfect in de rij van HNL lectoren aan HBO’s en de universitaire pabo.
Ze komen van de pedagogische academie
en dienen daarom te worden geschoold om voldoende academisch draagvlak te creëren.
zo’n kritisch, onafhankelijk en gedegen onderzoek
moet natuurlijk wel in het kader van de management-visie passen. Rob heeft dus met dit onderzoek aangetoond dat hij de juiste competenties heeft.
En ik wilde een school
En ik wilde een school oprichten onder die naam! Het pr(a)edicaat ‘academisch’ is gekaapt en ik zal alles uit de kast moeten halen om een naam te verzinnen die aan het absoluut tegengestelde van alles wat deze school is of wil zijn, recht doet!
Academisch onderzoek
… deed onderzoek naar de invloed van stagiaires op resultaten van leerlingen …
Reden voor zijn onderzoek waren klachten over gedaalde cijfers van ouders en leerlingen van een
havo-3-klas die voor 4 vakken een stagiaire had. Het feit dat leerlingen les kregen van stagiaires zou aan deze daling debet zijn. Bij het team speelde deze vraag ook.
Yvo onderzocht het volgende:
1. Waren de resultaten van de leerlingen in klassen waar stagiaires lesgeven voor aanvang van de stageperiode beter, gemiddeld of slechter dan de resultaten op dit moment (Pasen 2007)?
2. Bestaat het probleem van verschillen in resultaten in alle klassen waar stagiaires lesgeven of alleen bij specifieke vakken/groepen van vakken?
3. Is het studiejaar waarin de student die stagelessen verzorgt zit van invloed op de mogelijke verschillen in resultaten?
…
Conclusie: de leerlingen die van stagiaires les kregen, scoren lagere cijfers.
Aanbevelingen: De schoolpracticumdocent moet het kwaliteitsniveau van de lessen die door stagiaires gegeven worden bewaken. Het aantal stagiaires per klas moet beperkt worden.
Is dit niet gewoon het intrappen van open deuren? Moet dit “academisch onderzoek” voorstellen?
Re: academisch onderzoek
Beste Hendrikush,
Dit lijkt mij nu wel redelijk interessant onderzoek. Inderdaad verwacht een zinnig mens dat klassen die leshebben van staigeres het slechter doen dan klassen die les hebben van een echte leraar, maar veel HNL schoolleiders denken daar bijvoorbeeld anders over.
Als afstudeerscriptie voor het onderwijskundig deel van een lerarenopleiding zou ik dit een geschikt onderwerp vinden (het is wel veel te mager voor bijvoorbeeld een proefschrift).
Ook het eerder genoemde onderzoek van Rob Keulers (2 methoden van onderwijs met elkaar vergelijken) is op zich interessant. Zoals ik eerder heb aangegeven heeft het alle schijn van dat het onderzoek van Keulers methodologisch niet deugt. Ook van het onderzoek van Yvo zou ik de methodologie willen zien voordat ik enige waarde hecht aan de resultaten (ik heb te vaak methodologisch zeer zwak onderwijskundig onderzoek gezien om er voetstoots vanuit te gaan dat de methodologie wel in orde zal zijn; mijn aanname is nu dat de methodologie wel niet zal deugen….).
Het type onderzoek dat hier genoemd wordt in de context van de academische school limburg is heel wat zinniger dan je meestal aantreft in de onderwijskunde. Het betreft in ieder geval empirisch onderzoek op echte scholen. De meeste onderwijskunde artikelen zijn leunstoel verhandelingen over het constructivisme.
Significantie?
Beste Mark,
Uit het verslag leid ik af dat het hier één schoolperiode, de paasperiode, en één school betreft.
Dat is methodologisch onvoldoende om algemeen geldige uitspraken te doen.
Het onderzoek van Yvo kan daarom hoogstens als een (leuke?) pilot worden beschouwd.
Verder vind ik dat onderwijskundig onderzoek, zoals veel sociologisch onderzoek, te kampen heeft met een dermate grote hoeveelheid onbeheersbare parameters, dat veel onderwijskundige uitpraken een geringe houdbaarheid en een geringe toepasbaarheid hebben.