verkiezingen 2006

De verkiezingsprogramma’s van de tot elkaar veroordeelde partijen

Over de onderwijsparagraaf van de PvdA

Hoewel de oorzaken en symptomen van de verloedering van ons onderwijs redelijk worden geschetst, wordt er niet bij verteld dat dit het resultaat is van de onderwijshervorming door het sinds Van Kemenade in hoge mate door PvdA-leden bezette departement onder leiding van PvdA- en CDA-bewindslieden (Cals, Van Kemenade, Wallage, Ritzen, v.d.Hoeven), met hulp van een enkele VVD-staatssecretaris (Ginjaar-Maas). Het programma zegt: ‘Goed onderwijs zonder goede leerkrachten bestaat niet’. Eindelijk, het hoge woord is er uit! Jammer dat de PvdA meent, dat de aantrekkelijkheid van het onderwijs voor een leerkracht slechts wordt bepaald door zijn salaris. Het valt weer mee als men niet voorstelt de leerlingen of de studenten te laten bepalen, wie een goede leraar is om daarvoor een extra beloning te ontvangen. ‘De PvdA zal zich nooit neerleggen bij het feit dat leraren worden geconfronteerd met asociaal en agressief gedrag.’ En hoe is dat dan wel ontstaan en hoe gaat de partij dit nu aanpakken? En hoe komt het dat in het leerboek van de lerarenopleiding als carrièreperspectief wordt geschetst: het geven van onderwijs, leiding geven aan leraren en onderwijzers, leiding geven aan een school, voor enkelen een beleidsplaats op het departement. Neen, men zou het voorstel van B(eter) O(nderwijs) N(ederland) moeten overnemen. Voor onderwijs geven en leiding geven moeten weer aparte salarisschalen worden ingevoerd, met een hogere waardering voor onderwijs geven! ‘The Peter Principle’ (by Dr Laurence J.Peter, Souvenir Press Ltd., 1969) is hier volledig van kracht.

De PvdA behoeft slechts, samen met de andere partijen in de Kamer, te rade te gaan bij de Vereniging BON om rechtstreeks vanuit ‘het veld’ te vernemen hoe de lange weg tot herstel van ons onderwijssysteem zou kunnen worden ingeslagen.

Over de onderwijsparagraaf van het CDA

Nadat een CDA minister in het kabinet Balkenende de verantwoordelijkheid heeft gedragen voor ons verloederde onderwijs (of moeten we in de terminologie van Wouter Bos zeggen: onderwijs dat zoveel beter kan), is het niet te verwonderen dat geen analyse wordt gepresenteerd van hoe het zover kon komen, maar dat herstel in uitzicht wordt gesteld doordat de speelruimte van scholen, inhoudelijk en bestuurlijk, is vergroot. Met andere woorden als scholen zich maar minder aantrekken van de desastreuze opvattingen over onderwijs, die vanuit het departement over de onderwijsgevenden zijn uitgestort, dan komt het misschien wel weer goed.’

Het CDA vertrouwt op de professionaliteit van de mensen in en rond(?) de klas.’ Ook het CDA kan worden aanbevolen contact op te nemen met de vereniging Beter Onderwijs Nederland om te vernemen hoe een leraarsschap weer aantrekkelijk kan worden gemaakt. Helaas zal in het bijzonder het voorbereidend hoger en wetenschappelijk onderwijs door een diep dal moeten gaan als gevolg van een spectaculair tekort aan goed opgeleide leraren.

In de onderwijsparagraaf (evenals in de andere paragrafen) van het programma staan veel dingen, die ‘moeten’ en die voor de argeloze burger ook vanzelf sprekend zijn. Maar de vermelding in het programma (ingefluisterd door een welingelichte minister) geeft aan dat de hedendaagse realiteit een andere is. Voorlopig zullen de ouders er op moeten toezien dat hun kinderen leren rekenen en schrijven. En als Den Haag vindt dat iets ‘moet’, dan is dat een slag in de lucht als Den Haag niet bij machte zal zijn het af te dwingen.

Het bijzondere onderwijs, ooit afgedwongen door christelijke partijen in ruil voor vrouwenkiesrecht (1919), blijft een heilig huisje, al speelt in het christelijke en katholieke onderwijs de godsdienst geen wezenlijke rol meer. Maar de islamitische scholen kunnen zich echter geen beter klimaat wensen voor indoctrinatie (natuurlijk met inbegrip van de verspreiding van de mythe van de wereldwijde ‘joodse samenzwering’).

Het is wat triest voor de meerderheid van de kinderen, dat het CDA een onderwijs wil, dat de kinderen aanmoedigt om te proberen boven het maaiveld uit te steken. Dat is per definitie voorbehouden aan een kleine élite. Maar misschien bedoelt men, dat competitie tussen leerlingen met vergelijkbare capaciteiten meer moet worden aangemoedigd, zoals dat in Amerika gebruikelijk is. Niets is echter meer stimulerend dan onderwijs door een inspirerende onderwijzer/leraar. En in het voortgezet en hoger onderwijs betekent dit een leraar, die bevlogen is van zijn vak. Dit is echter het laatste wat telt in de huidige lerarenopleidingen.

Over de onderwijsparagraaf van de VVD

Terecht wordt gehekeld dat een leraar alleen carrière kan maken als manager binnen de school. Waarom niet ronduit steun betuigd aan de vereniging Beter Onderwijs Nederland in hun voorstel aparte salarisschalen in te voeren voor onderwijsgevenden en voor leidinggevenden, waarbij in het voortgezette onderwijs in de eerste plaats de vakbekwaamheid (die inspirerend moet kunnen worden overgedragen) de hoogte van het salaris bepaalt. De uitspraak: ‘Zo moet een goede leraar meer kunnen verdienen dan een middelmatige leraar, zodat het loont meer energie in het vak te steken’, kan gemakkelijk tot twee misverstanden leiden. Wie bepaalt of een leraar het goed doet? Het percentage leerlingen, dat voldoendes scoort, kan niet de maatstaf zijn. En is het de bedoeling dat de leraar meer energie steekt in het vak dat hij doceert, of wordt met vak hier bedoelt de kunst om psychologisch en sociologisch geïndoctrineerd de leerlingen te amuseren?

Wat de universiteiten betreft lijkt men deze instituten, ontstaan als centra van bezinning en onafhankelijk denken, los te zijn gaan zien van deze functie. Men wil ze nu slechts zien als opleidingsinstituten voor toekomstig leidinggevenden in de maatschappij. Niet de beoefening van wetenschap, alfa-, beta-, gamma-wetenschappen, houdt de ‘professoren’ in de universiteit bezig. Neen, volgens de VVD moet men willen scoren!

Maar de VVD kan de discussie over inhoud en behoud van onze cultuur maar beter buiten de politieke arena houden. Laat de VVD maar meehelpen in het onderwijs weer de juiste weg in te slaan: het woord onderwijzen houdt al in dat er sprake is van het onderricht geven door personen met ten opzichte van de leerlingen superieure kennis. Leerlingen zijn zij, die bij die onderwijzer lering komen zoeken. De leerlingen dienen, zo min mogelijk gehinderd door medeleerlingen, hun aandacht te kunnen concentreren op hetgeen de onderwijzer van hen vraagt. En dat is niet de huidige onderwijssituatie!

14 oktober 2006

1 Reactie

  1. Verkiezingsprogramma’s
    Bedankt, heer Besseling, voor de inventarisatie.
    Dit is precies waar ik al bang voor was.
    Na lezing van de opmerkingen van CDA-zijde in het onlangs gehouden onderwijsdebat over onze vereniging pieker ik er niet meer over om op ze te stemmen.
    De PvdA valt af vanwege haar besmette verleden en de VVD verliest zich in vage algemeenheden over ‘goede’ leraren.

    De drie grote partijen peinzen er dus niet over om de ontstane beestenboel onder ogen te zien, laat staan om er aan te beginnen de rotzooi op te ruimen.

    Deze lafheid is heel begrijpelijk. Net doen alsof je iets niet ziet, dan hoef je tenminste ook niet in actie te komen (vooral als je zelf geen flauw idee hebt waar die actie uit zou moeten bestaan).
    Die wegkijk-houding heeft ons bij de multiculturele samenleving ook zo goed gewerkt.
    Wegens succes geprolongeerd!

Reacties zijn gesloten.