Meesters van papier – De leraar in de Nederlandse literatuur

Proefschrift Ton Bastings

door Ton Bastings

Meer dan een vierde deel van de Nederlandse bevolking heeft dagelijks te maken met onderwijs. Leraren spelen in dat onderwijs een centrale rol. Nederland telt meer dan 250.000 leraren (wetenschappelijk onderwijs niet meegerekend). Om de continuïteit van deze beroepsgroep te waarborgen, is een positief imago van groot belang. Beeldvorming en imago van een beroep zijn namelijk medebepalend voor de beroepskeuze. Vanaf 2000 is er in Nederland sprake van een chronisch lerarentekort zowel in het po als het vo. Volgens de overheid vloeit dat voort uit de zorgwekkende statusdaling van dit beroep. De overheid tracht sinds de eeuwwisseling het beroep van leraar te promoten. Status en imago van het lerarenberoep vormen de speerpunten in haar beleid.

Deze studie onderzoekt het imago van de leraar. Specifiek het imago van de leraar in de narratieve fictie. Wat voor beeld van de leraar en het daaraan verbonden imago rijst er op als men de leraar-vo in de Nederlandse romanliteratuur bestudeert en in hoeverre beantwoordt dat beeld aan de werkelijkheid? Onderzoek naar het imago van de leraar in de Nederlandse literatuur is min of meer onontgonnen gebied. Met het thema van deze studie bevinden we ons midden in het literatuurtheoretisch discours over de verhouding tussen fictie en werkelijkheid. Steeds nadrukkelijker dringt zich het besef op dat fictie niet slechts fantasie is, maar dat ze (deels) ontsproten is aan een bepaalde werkelijkheid. In het postmodernisme is de fictie geen kopie van de werkelijkheid, maar de werkelijkheid een kopie van de fictie. In deze studie wordt dus concreet de ‘leraar van papier’ vergeleken met de leraar van vlees en bloed uit het dagelijks leven. De abstracte leraar van papier wordt afgezet tegen de gemiddelde, of prototypische, leraar uit de werkelijkheid. Het mechanisme dat handelingen en plaatsbepalingen van personen (actoren) in twee respectieve velden vergelijkbaar, parallel gedrag vertonen, noemde Pierre Bourdieu homologie. In deze studie is er sprake van twee homologieën. Het beeld van de leraar in de werkelijkheid en het beeld van de leraar in het literaire veld enerzijds, en anderzijds de onderwijsvisie in de werkelijkheid en de onderwijsvisie in het literaire veld. Vanuit die tweede homologie ontstond het idee om de romanfiguur van de praktiserende leraar te toetsen aan de eisen van het wettelijk bekwaamheidskader. Dat is een van de centrale elementen van dit onderzoek. Het bijzondere van de leraar is dat de beroepscompetenties zijn vastgelegd in de wet op het voortgezet onderwijs (de Wet-BIO). Dit biedt een interessant analysekader, voor het lerarenbeeld in de roman, dat in deze termen gekarakteriseerd kan worden. Meer concreet houdt deze methode in dat informatie die er over de leraar-protagonist in de lerarenromans beschreven wordt, als een soort portfolio geanalyseerd wordt op de bekwaamheidseisen van de leraar, alsof het een lerarenopleiding betreft. Op die manier worden alle leraren in de romans op gelijke wijze beoordeeld, en ontstaat er een scherp beeld van de in het kader van het leraarschap relevante overeenkomsten en verschillen. Daarmee wordt tevens bepaald waar in datzelfde licht accenten liggen in de fictionele beschrijving, en wat dit betekent voor de theoretische karakterisering. Bij de samenstelling van het corpus is uitgegaan van romans waarin onderwijsvernieuwingen een rol spelen. Daarnaast werden de volgende selectiecriteria gehanteerd: Het betreft een roman uit de schoolliteratuur, waarin de protagonist een vo-leraar is en waarin onderwijsvernieuwing of een visie op onderwijs een rol speelt. Bij voorkeur gaat het om meerdere romans van een en dezelfde bekende auteur die zelf leraar is geweest. Het gaat er dus om dat de auteur bordkrijt aan zijn vingers heeft, de onderwijsvernieuwing aan den lijve heeft ondervonden en dat hij de sfeer van de lerarenkamer van binnenuit kent. Dat alles leidde tot de volgende lerarenromans die in de opeenvolgende hoofdstukken op identieke wijze werden geanalyseerd: Jan Siebelink – Suezkade (2008), Lodewijk Wiener – Nestor (2002) / Eindelijk volstrekt alleen (2008) / Shanghai Massage (2011), Robert Anker – Hajar en Daan (2004) / Oorlogshond (2011) en Cyrille Offermans – Dood van een leraar (2011). Twee lerarenromans werden om een andere reden aan het corpus toegevoegd, namelijk Bint (1934) van Ferdinand Bordewijk en Havo is geen optie (2013) van Martje van der Brug. Bint van Bordewijk heeft in de Nederlandse literatuur een iconische status, omdat het de eerste onderwijsroman is die een maatschappelijke discussie over onderwijs op gang heeft gebracht. Het is interessant om na te gaan in hoeverre deze roman van en over een leraar van invloed is geweest op latere lerarenromans. Om te kijken of het daadwerkelijk verschil uitmaakt, is er ook een lerarenroman van een niet-leraar geanalyseerd, namelijk Havo is geen optie van Martje van der Brug. Omdat dit een boek is over leraren én door leraren, is ten slotte getracht de protagonisten onder te brengen in het model van Klaas van Veen (2001). Van Veen onderzocht het zelfbeeld van leraren in het vo ten tijde van de onderwijsvernieuwingen.

Na het bestuderen van tien romans over leraren tekenen zich contouren af van een stereotype dat sterk neigt naar een karikatuur. In negen van de tien romans is de protagonist vrijgezel, in zes van de tien romans zijn de leraren zware drinkers, in zeven van de tien boeken onderhouden zij seksuele contacten met leerlingen en in alle tien romans geven de leraren er voortijdig de brui aan. Drie leraren in de romans plegen zelfmoord en een overweegt dat te doen. Het is duidelijk dat dit niet strookt met de realiteit. De onderzochte auteurs hebben zich ook in non-fictionele teksten uitgelaten over de staat van ons onderwijs. Daar hebben zij hun bezorgdheid uitgesproken over de inhoudelijke kant van het lerarenberoep. Men kan min of meer stellen dat door het hanteren van fictie een groter publiek wordt bereikt en dat fictie veel meer de mogelijk biedt je hart te luchten. Vier leraren met samen meer dan 150 jaar onderwijservaring komen door hun gevoel van eigenwaarde in verzet tegen het negatief imago en het lage zelfbeeld van de leraar. Zij scheppen in hun romans leraren die uitstekend hun vak beheersen en zij rekenen af met het ideaalbeeld dat de overheid van leraren schetst in wervingscampagnes. Dat is dezelfde overheid die ‘hun vak’ heeft afgepakt.

Dit is een synopsis van ‘Meesters van papier‘, het proefschrift van BON-bestuurslid Ton Bastings, waarop hij op 13 december 2018 gepromoveerd is.

1 Trackbacks & Pingbacks

  1. Arthur de docent, held of loser? – KomenskyPost

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*