De cirkel is gesloten
Zo nu en dan herlees ik oude knipsels en artikelen die in de loop der jaren duidelijk hebben gemaakt dat het niet goed gaat met het Nederlandse onderwijs. Ze zijn talrijk. Maar blijkbaar zijn lezers afgestompt geraakt; zelfs rampzalige berichten maken geen indruk meer. Zoals onlangs over het noodlijdende ROC Leiden (NRC Handelsblad, 3 oktober). “De mbo-instelling kwam in de problemen door mismanagement en onverantwoorde vastgoedinvesteringen. Bestuurders lieten jaren geleden twee gigantische panden bouwen – die later voor onderwijs helemaal niet geschikt bleken. Om de gebouwen te betalen stak ROC Leiden zich diep in de schulden en ging het ingewikkelde en riskante financiële constructies aan. Het bestuur bezuinigde op de docenten. Met als gevolg dat het niveau van veel opleidingen de afgelopen jaren hard achteruit is gegaan.”
Verschillende vragen worden in dit artikel evenwel niet beantwoord. Zitten die bestuurders ondertussen in de gevangenis? Op welke wijze is er op de docenten bezuinigd? Wat ik nog wel weet uit de kranten is dat minister Bussemaker bereid is om veertig miljoen euro in het ROC Leiden te steken om een faillissement te voorkomen.
Vijf jaar geleden schreef Fenna Vergeer over de gevolgen van de schaalvergroting in het blad Amphora. Ook toen al was bekend dat er enorme bedragen werden besteed aan nieuwe gebouwen en overheadkosten.
Fenna Vergeer refereerde ook aan de zogenaamde urennorm: “In 2008 wordt het onderwijsjargon uitgebreid met een nieuwe term: ophokuren. De Tweede Kamer debatteert herhaaldelijk over de urennorm. Het aantal contacturen is te gering en wordt regelmatig gevuld door onbevoegde docenten. Ouders en leerlingen komen in opstand. De politiek eist dat er aan de urennorm voldaan wordt. De schoolbesturen zeggen geen geld te hebben. Tegelijk houden de middelbare scholen echter een reserve van een miljard euro op de plank en gaat er wel geld naar management en administratief personeel om de problemen te lijf te gaan.” Ze merkt op dat de leraar in de moderne systematiek een ‘kostenpost’ is geworden, om niet te zeggen een lastpost.
Het rapport van de commissie-Dijsselbloem, Tijd voor Onderwijs (2008), had al duidelijk gemaakt hoe slecht de vernieuwingen hebben uitgepakt. Razendsnel immers hadden bestuurders en schoolleiders de gelegenheid aangegrepen om zichzelf te verrijken. Fenna Vergeer vermeldt in haar artikel hoe in 2010 niet minder dan zestig onderwijsbestuurders boven de balkenendenorm zitten, ondanks het hameren van het kabinet-Balkenende op matiging van topsalarissen. De groep ‘bovenschoolse managers’ zowel in basisonderwijs als voortgezet onderwijs is enorm toegenomen. De roc’s zijn overspoeld door ‘een legertje interimdirecteuren: in 2003 waren dat maar 23 fulltime banen, in 2005 telde OCW er 196.
Ondertussen was er in de Tweede Kamer, na al dat slechte nieuws en na het rapport van de commissie-Dijsselbloem ‘een brede consensus’ ontstaan over de voordelen van kleinschaligheid. Dat constateert Vergeer dus in 2010. En, wat is er op basis van die consensus gebeurd? Bijna niets, zou ik denken.
Natuurlijk waren er bij de ingrepen van de overheid in het onderwijs ook bijbehorende goede bedoelingen. Men streefde naar meer ‘doelmatigheid’ van het onderwijs, men wilde kwaliteit, flexibiliteit en marktgerichtheid vergroten. De maatregelen om een en ander te realiseren hebben miljarden extra gekost, maar hebben niet tot verbetering maar eerder tot verslechtering geleid. (Zie hierover uit onverdachte hoek het artikel van Jos Blank en Alex van Heezik ‘Onderwijsbeleid niet altijd wijs’ in Didactief van september 2015.)
De vraag rijst natuurlijk: waarom blijft het zo slecht gaan, ook al is de diagnose zo duidelijk? Ik heb daarover wel een sterk vermoeden. In 2009 hield de SP een uitgebreid onderzoek onder leraren. De resultaten komen grotendeels overeen met de standpunten van BON hierover: driekwart van de leraren ervaart een te hoge werkdruk, het salaris is onvoldoende, de kwaliteit van het onderwijs gaat achteruit.
Waarom, zo vroeg de SP zich af, is er sinds de publicatie van het rapport-Dijsselbloem in 2008 nagenoeg niets veranderd? Het oordeel van de SP in 2009: “De commissie-Dijsselbloem concludeerde dat er flink wat moet veranderen om het onderwijs weer aantrekkelijk te maken en van kwalitatief hoog niveau te laten zijn. Het is daarom geen verrassing dat de huidige regering leraren weinig enthousiast maakt voor haar plannen. In feite is er namelijk weinig veranderd vanwege de grote macht van schoolbesturen in het onderwijs. Zij beslissen over de hoogte van het salaris, over de onderwijsmethode, de bevoegdheid van leraren en de besteding van het budget. De regering heeft op dit punt geen veranderingen weten te forceren, ondanks de grote woorden van Plasterk in zijn beginperiode. Daarom wordt ook wel gezegd dat de nieuwe schoolstrijd gaat tussen leraren en schoolbesturen. Immers, als de regering het laat afweten, bepalen schoolbesturen wat er gebeurt.”
Die besturen hebben de macht stevig in handen, dat blijkt wel. Als zij een debacle veroorzaken, zoals in Leiden, komt de minister hun tegemoet en fourneert veertig miljoen euro om een faillissement te voorkomen. Regering en parlement zouden maatregelen kunnen nemen om de macht van de bestuurders te breken maar dat doen ze niet: minister en staatssecretaris hebben daar het gezag en de kwaliteiten niet voor, evenmin als de onderwijsspecialisten in de Tweede Kamer. Onlangs zag ik op de televisie het debat over de rekentoets in de Tweede Kamer. Het was een tamelijk trieste vertoning.
Het lijkt wel alsof ze hun gebrek aan kennis proberen te verhullen door dan maar wat te roepen. Het Kamerlid Duisenberg (VVD) meende dat minder dan de helft van de leraren geïnspireerd is en wilde met de Kamer afspreken dat over vijf jaar alle leraren goed kunnen lesgeven en kunnen omgaan met verschillen in de klas. (Trouw, 10 juni 2015). En dan schijnt deze man nog niet eens de domste te zijn van het stel!
Ten slotte de minister zelf. In Trouw van 28 oktober kreeg zij volop gelegenheid om haar ideeën over onderwijs naar voren te brengen. Het verdriet haar dat de ‘kloof’ tussen lager en hoger opgeleiden groter wordt, maar ze is niet van plan om in te grijpen: “Het werkt niet om van bovenaf veranderingen op te leggen, ik wil eigenaarschap van scholen stimuleren.” Met andere woorden, ze mag dan wel zorgen hebben, maar ze laat het aan de besturen over om te bepalen wat ze met hun ‘eigenaarschap’ doen. Dan kom je dus onder andere uit bij het ROC Leiden, dat wel graag een extra centje van de overheid krijgt. Zo wordt de situatie van voor het rapport-Dijsselbloem gecontinueerd: de overheid is niet bij machte misstanden te voorkomen en nauwelijks in staat verbeteringen tot stand te brengen.
Hoogste tijd om nu eindelijk een eind te maken aan het lumpsum-principe en gelden weer te oormerken, zodat de bestemming vastligt!
en de democratisch gecontroleerde overheid weer aan het roer!