Leve de geesteswetenschappen!
door Martien Schreurs, docent filosofie en educatie aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht
Inleiding
Wekenlang ging het nationale nieuws over de studentenopstanden in Amsterdam, maar toen de Provinciale Statenverkiezingen naderden, ging het opeens over andere zaken. Van de ene op de andere dag zwegen de landelijke kranten. Hoewel dit in het dagelijkse televisie-journaals en de dagbladjournalistiek een normale gang van zaken is, zal ik hier nooit aan gewend raken. Dit ongemak voelde ik vooral na alle commotie rondom de studentenprotesten. Voordat burgers zich een idee konden vormen van wat hier eigenlijk op het spel staat, was de media-aandacht al weer gericht op andere kwesties. Die rusteloosheid werkte vooral nu op mijn zenuwen, omdat ik mij intens bij die studentenprotesten betrokken voel. De strijd van de studenten tegen de teloorgang van de geesteswetenschappen gaat mij bijzonder aan het hart, omdat deze strijd ook gaande is op de Universiteit voor Humanistiek (UvH) in Utrecht waarmee ik mijn halve leven lang – eerst als student en later als docent – met hart en ziel verbonden ben. Ook hier zie ik dat de hardere sociale wetenschappen meer aanzien genieten dan de geesteswetenschappen – in casu: filosofen – die zich bezighouden met waarden, ideeën, tradities en verhalen die niet hard gemaakt kunnen worden. De beroemde leuze van Lucebert dat alles van waarde weerloos is, kan niet vaak genoeg herhaald worden. Wat op de UvH gebeurt, staat echter niet op zichzelf en ik wil deze kwestie in een breder cultuurfilosofisch perspectief plaatsen.
Hieronder laat ik zien wat er nu eigenlijk op het spel staat bij de strijd voor de geesteswetenschappen binnen universiteiten. Mijn algemene punt is dat het de taak van de geesteswetenschappen is om het hart van onze beschaving te beschermen. Natuurlijk, ook zonder de geesteswetenschappen zullen er schrijvers, denkers en kunstenaars opstaan die een gewetensrol in onze samenleving vervullen. Om echter te kunnen begrijpen wat de betekenis van hun werken is, hebben wij geesteswetenschappers nodig die hun werken kunnen vertalen, uitleggen, interpreteren en kritiseren. Daarom raakt de strijd voor de geesteswetenschappen het hart van onze cultuur en (wereld)samenleving.
De strijd voor het beschavingsideaal binnen de universiteiten
De strijd voor het behoud van de geesteswetenschappen binnen de UvH raakt de ziel van deze jonge universiteit, omdat de humanistiek is geworteld in het Europese humanisme dat de bakermat was voor de ontwikkeling van de geesteswetenschappen. Toch is de filosofie, die het hart vormt van de humanistische levensbeschouwing, op de UvH steeds verder in de verdrukking geraakt. Hoewel de UvH streeft naar de ontwikkeling van een praktijkgerichte interdiscipline, waarin geesteswetenschappen, sociale wetenschappen en de levenswetenschappen gecombineerd worden, zien we in de praktijk dat de opmars van de sociale wetenschappen gepaard is gegaan met de marginalisering van de filosofie. Eerst waren sociaalwetenschappelijke methodologieën dienstbaar aan het inhoudelijke onderzoek naar zingeving en humanisering, maar nu is deze verhouding omgedraaid. Er worden nu vooral methodologische discussies gevoerd over de scripties en artikelen die in de UvH-gemeenschap geschreven worden en ik vind het steeds moeilijker om de oorspronkelijke humanistische inspiratie te herkennen. Net als bij de meeste andere universiteiten gaat het hier om een ontwikkeling die van bovenaf is doorgedrukt. Toch zijn er weinig collega’s die zich hiertegen verzetten. Het lijkt een normale gang van zaken te zijn dat modules veranderen en verdwijnen zonder dat docenten bij die besluitvormingsprocessen betrokken worden. Wij gaan morrend en klagend verder, maar wij zullen gehoorzaam zijn. Docenten op de UvH moeten net als hun collega’s op andere universiteiten publiceren in Engelstalige peer-reviewed tijdschriften die een hoge impactfactor hebben. Kennelijk moeten op alle universiteiten dezelfde regels gelden. Maar hoe zit het met de maatschappelijke missie van de UvH? En hoe heeft het kunnen gebeuren dat de filosofie zo makkelijk het onderspit heeft gedolven? Gelukkig zijn veel studenten op de UvH hiertegen in opstand gekomen. Ik wil deze kwestie breder trekken door de strijd voor de filosofie op de UvH te relateren aan de strijd voor de geesteswetenschappen op alle universiteiten. Waarom worden geesteswetenschappen overal in de wereld bedreigd door bezuinigingen?
Volgens de Amerikaanse humanistische filosoof Martha Nussbaum moet het antwoord op deze laatste vraag gezocht worden in de mondiale overheersing van het rendementsdenken. Studies over talen, ideeën en tradities die geen direct financieel nut hebben, staan voor de onmogelijke opgave om zichzelf te legitimeren. Volgens Nussbaum is dit rendementsdenken niet alleen dodelijk voor het onderwijs, maar zal dit ook levensbedreigend zijn voor de beschaving en de (wereld)samenleving. Zie de daverende openingszinnen in haar pamflet Tegen de winst: ‘We bevinden ons midden in een crisis van enorme omvang, die zwaarwichtige gevolgen kan hebben voor de hele wereld. Nee, ik heb het niet over de economische crisis die begon in 2008 […] Nee, ik heb het over een crisis die grotendeels ongemerkt voortwoekert, net als bij kanker: een crisis die op lange termijn veel schadelijker kan zijn voor de toekomst van ons democratische zelfbestuur: een wereldwijde crisis in het onderwijs.’ (p. 16-17)
Net als Nussbaum vrees ik dat de uitholling van de filosofie en de geesteswetenschappen een fatale ontwikkeling is. Nu het rendementsdenken zo overduidelijk tegen sociale fatsoensnormen en ecologische grenzen aanloopt, hebben wij nieuwe waarden nodig. In deze tijd van groeiende sociale en economische ongelijkheid, aanzwellende vluchtelingenstromen, bezuinigingen, klimaatveranderingen, religieus extremisme en de wereldwijde angst voor het jihadistisch terrorisme is het van levensbelang om ons op de waarden van onze Europese cultuur te bezinnen. En des te schrijnender is het dat er zo achteloos wordt omgesprongen met de geesteswetenschappen die ons bij de herbezinning op die kernwaarden kunnen helpen. Terugkijkend op de studentenopstanden zie ik drie punten waarover wij niet uitgepraat mogen raken. Het eerste punt is het rendementsdenken, het tweede punt is de democratisering en het derde punt betreft de existentiële gevoelens van onzekerheid die door het rendementsdenken worden bezworen. Tot slot beargumenteer ik kort waarom de geesteswetenschappen van levensbelang zijn voor de toekomst van de beschaving en de (wereld)samenleving.
De toekomst van onze beschaving
Ten eerste de strijd tegen het rendementsdenken. Deze strijd lijkt op het studentenprotest uit de jaren zestig en zeventig en toch blijkt er bij nader inzien een wereld van verschil te zijn tussen deze generatie studenten en de vorige generaties. Hedendaagse studenten richten zich niet zozeer tegen het globaliserende kapitalisme als wel tegen het resultaatgerichte denken dat de meeste organisaties van de samenleving in zijn greep houdt. We hebben allemaal kunnen zien waartoe dit zogenoemde rendementsdenken geleid heeft. In 2008 heeft de mondiale financiële wereld op de rand van de afrond gestaan, maar het rendementsdenken dendert gewoon door en we kunnen wachten op de volgende wereldwijde crisis. Er is simpelweg geen alternatief voor het neoliberale discours dat vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw de westerse wereld domineert. Vreemd genoeg is het neoliberale denken in termen van transparantie, effectiviteit en kostenbeheersing juist voortgekomen uit de strijd die vorige generaties studenten tegen autoritaire professionals en de regenteske bestuurscultuur gevoerd hebben. Misschien is dit de reden waarom de universiteitsbestuurders van de geesteswetenschappen zo in verlegenheid worden gebracht door de huidige protesten. Wellicht herkennen hedendaagse universiteitsbestuurders zich in de actiebereidheid van de huidige studenten en moeten zij beschaamd toegeven dat zij nu aan de verkeerde kant staan. Verklaren die schaamte- en schuldgevoelens waarom de Amsterdamse universiteitsbestuurders zulke verrassende toezeggingen hebben gedaan aan de protesterende studenten?
Als we vragen wat die toezeggingen concreet inhouden, dan komen we bij het tweede punt, dat van de democratisering. Het College van Bestuur krijgt een studentlid. Dit werd door de studenten gevierd als een overwinning, omdat zij strijden voor democratisering van de universiteit. Precies op dit punt heeft de strijd van de huidige studenten veel gemeen met de studentenprotesten uit de jaren zestig en zeventig. En precies hier voel ik onbehagen jegens de hedendaagse studentenprotesten. Universiteiten, scholen en ziekenhuizen kunnen slechts tot op zekere hoogte gedemocratiseerd worden. Ik pleit voor een milde vorm van meritocratie: docenten zijn deskundiger dan hun studenten en daarom moeten zij een leidende rol vervullen in de universiteiten. Maar hiermee is het verlangen naar inspraak zeker niet van de baan, want goede docenten luisteren naar hun leerlingen en studenten. Wij moeten de professionals het vertrouwen geven dat zij verdienen! Deze oproep is vooral gericht aan managers die hun docenten moeten faciliteren in plaats van hen aan te sturen en te regeren. Managers hebben alleen bestaansrecht wanneer zij zich dienstbaar opstellen jegens docenten en studenten. Zo is het ronduit schandalig dat faculteitsbestuurders steeds meer bepalen welke vakken wel en welke vakken niet gegeven mogen worden en dat docenten hier steeds minder zeggenschap over krijgen. Ik pleit ervoor om die managementslaag grotendeels te schrappen en het vrijgekomen geld in beheer te geven van docenten die alle ruimte moeten krijgen om in onderling overleg te bepalen waarover het onderwijs moet gaan en hoe dat onderwijs gegeven moet worden.
En hiermee kom ik bij het derde en laatste punt. Rendementsdenken belooft niet alleen financiële, maar ook psychische en existentiële zekerheid te bieden. Dit rendementsdenken appelleert aan een diep verlangen naar controle, transparantie en orde. Hoewel deze tijd van onbehagen vraagt om bezinning en (her)oriëntatie, klampen wij ons liever vast aan schijnzekerheden dan dat wij ons door die veranderingen en onzekerheid laten verrassen. In die zin speelt het rendementsdenken vooral in op onze onderbuikgevoelens. De magie van het rendementsdenken uit zich vooral in het gegoochel met cijfers, spreadsheets en getallen. Ondertussen is dit discours in alle geledingen van de onderwijswereld doorgedrongen. Als gevolg van de economisering van het onderwijs staren wij ons blind op transparantie, effectiviteit en efficiency. Maar, zoals de onderwijspedagoog Gert Biesta in zijn boek De cultuur van het meten laat zien, effectiviteit, transparantie en efficiency hebben slechts betrekking op leerprocessen en niet op de doelen waartoe die processen leiden. Als we grondig nadenken over de doelen – het telos – van het onderwijs, dan ontkomen wij er niet aan om te reflecteren op de algemene, publieke waarden die de particuliere belangen overstijgen. Publieke domeinen als het onderwijs en zorg kunnen niet geprivatiseerd worden. Marktwerking in het onderwijs en de zorg werkt niet.
Conclusie
Het is de hoogste tijd om een alternatief aan te dragen voor het dominante neoliberale discours, want dit rendementsdenken biedt op een dieper niveau geen antwoord op de vraag hoe wij constructief en creatief met veranderingen en onzekerheid kunnen omgaan. ‘Rendementsdenken’ is een lelijk woord voor een lelijk verschijnsel. Denken dat al bij voorbaat resultaat moet opleveren, is een repressieve vorm van denken waarvan wij ons moeten bevrijden. De demon die ons sinds het wegvallen van religieuze en ideologische zekerheden in de ban houdt, is de angst voor onzekerheid. Maar die onzekerheid is onlosmakelijk verbonden met het besef dat ons leven geen voorgegeven zin heeft. Om te kunnen navigeren in een wereld waarin noch het woord van God, noch het rendementsdenken het laatste woord hebben, moeten wij ons bezinnen op de doelen van het onderwijs. Waartoe leiden wij mensen op? Hoe kunnen wij leven met onzekerheid? En hoe kunnen wij de wijsheid van de onzekerheid verwerven? Daarvoor hebben wij de geesteswetenschappen nodig! Hier wordt nagedacht over tradities die ons kunnen helpen om waarden te (her)scheppen die een leidraad vormen voor de ontwikkeling van goed onderwijs dat werkelijk kan bijdragen aan het humanistische streven naar een zinvol leven in rechtvaardige instituties. Pas als dit besef doordringt, kunnen de geesteswetenschappen de centrale plaats innemen die zij binnen de universiteit verdienen.
Literatuurlijst
Biesta, G. (2012), Goed onderwijs en de cultuur van het meten. Den Haag: Boom Lemma.
Nussbaum, M. (2010), Niet voor de winst (waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft). Amsterdam: Ambo.
De tegenstelling tussen hardere sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen – in casus de filosofie, die in dit mooie artikel gemaakt wordt, verbaast mij wel een beetje. De humanistiek, met de filosofie als het hart, zou steeds meer in de verdrukking geraakt zijn. Martien Schreurs schrijft dit toe aan een veranderende cultuur, waarin binnen de sociale wetenschappen een steeds grotere nadruk op methodologische kwesties wordt gelegd, die koste gaat van de oorspronkelijke, mensgerichte inhoud. Een ontwikkeling, die van bovenaf is doorgedrukt. Dat is jammer voor de sociale wetenschappen, die in oorsprong als doel hadden de mens en zijn sociale omgeving beter te leren kennen en begrijpen. Daarbij worden methodes gebruikt, die wetenschappen als de sociologie haar eigen karakter geven zoals statistiek, allerlei vormen van systematische observatie, Max Weber’s verstehende methode en literatuuronderzoek. Met die methodes op zich is niets mis. Wel als ze overheersend worden ten koste van een zinvolle inhoud of alleen bepaalde methodes zaligmakend verklaard worden. Charles Wright Mills had het in The Sociological Imagination (1959) in dit verband al over “werkelijkheidsvreemde empiristen”. Als Martien Schreurs dat bedoelt ben ik het met hem eens. Maar (humanistische) filosofie en “harde” sociale wetenschappen zonder meer tegenover elkaar stellen is niet vruchtbaar.