Red de vreemde talen!

Vreemde talendoor Felix Huygen

‘Als het rooster geen rekening meer wil houden met ons, laten wij dan ook maar geen rekening meer houden met het rooster.’ Onze leraar Duits deelde het ons mee met een subversieve grijns. Er waren om onduidelijke redenen geen uren vrijgehouden voor ons, de vijftien enthousiastelingen (6-gymnasium) die Duits volgden als bijvak, naast ons reguliere vakkenpakket. Een jaar voor het eindexamen waren we zonder pardon uit ons favoriete vak gegooid. ‘Ik stel voor dat jullie iedere woensdagmiddag na schooltijd naar mijn lokaal komen; dan geef ik jullie van half vijf tot zes uur les. Ik zorg wel voor de nodige versnaperingen.’

En zo geschiedde. In een verder doodstille school kwamen wij de rest van het jaar iedere woensdagmiddag bijeen in een samenzweerderige sfeer. Onze leraar bestelde pizza voor ons en schonk goede wijn voor de liefhebbers (destijds nog legaal voor zeventienjarigen!). Hij zette zijn favoriete cd’s op en liet ons zo kennismaken met de beste muziek die Duitsland had voortgebracht: Haydn, Beethoven, Bruckner. We lazen poëzie – bijvoorbeeld ‘Todesfuge’ van Paul Celan, Mörikes ‘Verborgenheit’ en Rilkes ‘Archaïscher Torso Apollos’ – en debatteerden in het Duits over mogelijke interpretaties. We lazen Goethes Faust en kregen de opdracht er tijdens de les een essay over te schrijven, in het Duits uiteraard.

Bildung is inefficiënt
Over pornografie zei de Amerikaanse hoge rechter Potter Stewart eens: ik kan er geen precieze juridische definitie van geven, maar ‘I know it when I see it.’ Hetzelfde geldt wat mij betreft voor Bildung: het is moeilijk om het begrip exact te definiëren, omdat iedereen er iets anders onder verstaat, maar I know it when I see it. Die woensdagmiddagen met mijn leraar Duits, dát was Bildung.

Ik geef dan ook geen sluitende definitie, maar we kunnen uit het bovenstaande schoolvoorbeeld wel enkele belangrijke kenmerken van Bildung destilleren. Essentieel voor Bildung is horizonverbreding, leerlingen het idee geven dat er méér is dan hun – soms benauwende – dagelijkse leefwereldje van school, vrienden, sport, bijbaantjes en uitgaan. Dat er ook zoiets is als het goede leven, en dat dat meer behelst dan een goede baan krijgen en veel geld verdienen, meer dan het materiële.

Verwant hieraan is het bijbrengen van een kritische houding: een leraar brengt niet alleen kennis over, maar creëert ook een vrijplaats voor debat, waarbinnen leerlingen en leraar van gedachten wisselen over relevante onderwerpen. Onze docent liet na lezing van een nieuw gedicht altijd eerst ons aan het woord, waarna we door uitwisseling van argumenten tot een gezamenlijke interpretatie kwamen.

Bij een geslaagde Bildung is ook altijd sprake van stijging: door in aanraking te komen met het beste wat er is gedacht en geschreven, door erover van gedachten te wisselen, worden leerlingen naar een hoger plan getild. Ze veranderen onherroepelijk; ze worden bedachtzamer, kritischer, en daarmee betere burgers, maar ook betere mensen.

En daar zit nu net het probleem. Want is het wel de taak van het onderwijs om leerlingen met ‘hoge’ cultuur (in de breedste zin des woords) in aanraking te brengen, om ze tot kritische burgers te maken? Het woord ‘onderwijs’ wordt door politici tegenwoordig zelden meer in de mond genomen zonder daarbij onmiddellijk ook de term ‘kenniseconomie’ te gebruiken en de concurrentie met China te noemen die vooral moet worden aangegaan. Het onderwijs wordt gezien als een middel tot economische zelfstandigheid, als een noodzakelijke voorwaarde voor een goed functionerende economie. Kennis als doel op zichzelf, daar hoor je politici nooit over. Nee, onderwijs gaat alleen over het klaarstomen van leerlingen voor de ‘arbeidsmarkt van de toekomst’, hoe die er ook uit moge zien.

Voorbereiding op economische zelfstandigheid is ontegenzeggelijk een belangrijke functie van het onderwijs, maar het mag niet de énige functie zijn. Van basisonderwijs tot vmbo, van mbo tot universiteit, op alle niveaus hebben leerlingen er veel baat bij als hun horizon wordt verbreed, als hun kritische vermogens worden gescherpt op andere terreinen dan alleen de economisch nuttige. Bildung dus. Maar Bildung is luxe; Bildung is per definitie inefficiënt. We zagen het al in bovenstaand voorbeeld: de school wilde geen rekening houden met degenen die Duits als extra vak volgden. We wilden meer leren dan strikt noodzakelijk, dus moesten we dat ook maar zelf regelen, in onze eigen tijd, en de leraar kreeg er – vermoed ik – niet voor betaald. Economisch slim, want zo heeft de school weer wat geld uitgespaard, en wij hadden ons eindexamen ook zonder Duits wel gehaald en waren vast nog steeds productieve arbeidskrachten geworden.

Gemankeerde lesmethodes
Bildung zou je iedereen gunnen. Helaas was mijn docent Duits zeer uitzonderlijk. Als ik om me heen kijk, kan ik niet anders dan concluderen dat het met het Nederlandse onderwijs in de moderne vreemde talen (met name Frans en Duits) erbarmelijk gesteld is. Universitaire studenten klagen steen en been als docenten een keer een Frans of Duits artikel opgeven; degenen die zich eraan wagen, worstelen zich er meestal doorheen omdat ze in iedere zin wel een woord moeten opzoeken. Een foutloze zin uitspreken in het Frans of Duits is al helemaal te veel gevraagd, zelfs voor degenen die met een goed cijfer voor die vakken geslaagd zijn. Op gymnasia wordt geoefend met havo-examens uit de jaren tachtig, die een hoger niveau hebben dan de vwo-examens van nu. Ondanks het gemakkelijker worden van de examens is er de afgelopen jaren volgens professor Jaap Dronkers sprake van een ‘dramatische daling’ van de cijfers voor het centraal eindexamen; de moderne vreemde talen zijn hierop bepaald geen uitzondering.

Sla een willekeurige lesmethode Frans of Duits open en je begrijpt beter waarom. De uitgevers adverteren er trots mee dat de boeken ‘aansluiten op de belevingswereld van de leerlingen’ en daarmee is geen woord te veel gezegd. Ik bekeek de veelgebruikte methodes D’accord en Na klar! voor de bovenbouw havo/vwo: de ene na de andere kakelbonte pagina met de volstrekt oninteressante wederwaardigheden van Franse en Duitse jongeren. Tieners vertellen over hun vakantie. Een chatgesprek tussen Pauline uit Bordeaux en Chloé uit Rouen. Birgit en David vertellen over hun puberteitsproblemen. Een Facebookbericht van Lena: ze is ‘wahnsinnig vor Aufregung’ en ‘total verknallt’ op iemand die ze ‘in der Disko in Köln kennen gelernt’ heeft.

Alle schoolmethodes zoeken wanhopig aansluiting op het benauwde tienerwereldje.

Dit is geen kritiek op deze methodes in het bijzonder, nee, álle methodes zijn zo. Geen ervan biedt leerlingen ook maar enige horizonverbreding, allemaal zoeken ze wanhopig aansluiting op het benauwde tienerwereldje. Niet dat deze neerbuigendheid helpt – het tegendeel lijkt eerder het geval: uit een rapport van de Onderwijsinspectie van april 2014 blijkt dat Nederlandse leerlingen de minst gemotiveerde zijn van heel Europa.

De oplossing is, u raadt het al, Bildung. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Er is nog altijd een tekort aan bevoegde leraren Frans en Duits, en de kwaliteit van de lerarenopleiding is de afgelopen decennia gedaald. De kans is groot dat uw zoon of dochter in deze vakken les krijgt van een onbevoegde leraar, en die kan waarschijnlijk niet vol vuur doceren over Schiller of de Verlichting; die zal, integendeel, juist zwaarder op de gemankeerde schoolmethodes leunen.

Eerst het niveau omhoog
Ik ga nu dus een controversieel voorstel doen. BON heeft zich altijd sterk gemaakt voor de autonomie van de leraar, en terecht. Tegelijkertijd is de kwaliteit van diezelfde leraar de afgelopen decennia afgenomen, door de afname van het aantal bevoegde docenten, maar ook door het dalende niveau van de lerarenopleidingen. De jonge bevoegde docenten Frans en Duits zijn om die reden gemiddeld zwakker dan de oudere. BON bepleit al jaren inhoudelijke versterking van de lerarenopleidingen, met meer aandacht voor vakinhoud en vakdidactiek en minder nutteloze verslagen en reflectie. Hopelijk zullen de lerarenopleidingen de komende jaren inderdaad degelijker worden en betere leraren afleveren; tot die tijd zullen we onderwijsverbetering moeten bewerkstelligen door het versterken van het curriculum. De onderwijsmethodes vol met trivialiteiten, de gemakkelijker wordende eindexamens en de dalende resultaten, ze kunnen allemaal bestaan bij het volstrekt onduidelijke doel van deze vakken.

Het centraal examen gaat over leesvaardigheid, dus laat ik me nu hiertoe beperken (zie ook mijn reactie onder aan dit stuk). Een redelijke doelstelling lijkt me het kunnen lezen van een Duits of Frans artikel uit een landelijke krant, de Frankfurter Allgemeine of Le Monde.

Hiervoor is nodig dat we voor de moderne vreemde talen een basiswoordenlijst opstellen van zeg de 5000 meest frequente woorden in Franse, respectievelijk Duitse kranten, die alle leerlingen in principe moeten kennen. Alleen van woorden die niet in deze lijst staan en waarvan de betekenis ook niet uit de context kan worden opgemaakt, wordt bij de examens een vertaling gegeven. Gebruik van een woordenboek wordt verboden. Ook moeten alle grammatica-onderdelen die examinandi dienen te beheersen in de eindtermen worden opgenomen (die nu alleen nog bestaan uit formalistische vaagheden als ‘de kandidaat kan de hoofdgedachte van een tekst aangeven’). Veel scholen bieden in de onderbouw basale grammatica aan, maar komen niet toe aan meer geavanceerde onderdelen als de futur du passé of het verschil tussen de Konjunktiv I en II; ze laten het initiatief voor het leren van grammatica over aan de leerlingen zelf, waarna het er nooit meer van komt.

Goede beheersing van de grammatica van een taal en een basisvocabulaire is een voorwaarde voor Bildung; doordat het onderwijs nu zo gebrekkig is, komen de meeste scholen helemaal niet aan Bildung toe. Door de voorwaarden van een goede taalbeheersing in de eindtermen op te nemen, zorg je dat ook minder goede leraren hun leerlingen een minimumniveau aan kennis bijbrengen.

Om het niveau op te krikken, zal de leerling ook meer tijd moeten besteden aan huiswerk. En niet toevallig lijkt het juist daar nu enorm aan te schorten. Het ministerie van Onderwijs gaat er bij de berekening van het aantal studielasturen per vak van uit dat leerlingen gemiddeld vijftien uur per week aan huiswerk besteden. Onderzoek van het Stedelijk Gymnasium Haarlem wijst echter uit dat driekwart van de jongens in de vijfde klas gemiddeld gedurende minder dan een halfuur per schooldag zijn huiswerk maakt. Dit komt neer op maximaal 2,5 uur per week, ongeveer een zesde van waar het ministerie van uitgaat. Goed nieuws, dus: daar is nog alle ruimte voor groei!

Samenvattend: maak de leesvaardigheidseindtermen inhoudelijk en gericht op het met gemak kunnen lezen van Franse en Duitse krantenartikelen, met een basiswoordenlijst en minimum aan vormleer, waardoor het regelmatig maken van huiswerk weer nodig wordt. Vervang de vigerende flauwekulmethodes door serieuze boeken die op deze nieuwe eindtermen gericht zijn, in plaats van op hoe je het moet uitmaken met je Franse vakantievriendinnetje. Als we hier allemaal serieus werk van maken – BON, de politiek, het ministerie, de lerarenopleidingen, de uitgeverijen en de vaksecties –, zullen de betere leraren die de komende decennia aan het werk gaan, zich in een gespreid bedje kunnen neervlijen, en kan de Bildung beginnen.

2 reacties op Red de vreemde talen!

  1. Via Twitter werd ik geattendeerd op een recent rapport dat geschreven is in opdracht van de Vereniging van Leraren in Vreemde Talen.

    Hieruit blijkt onder meer dat de moderne vreemde talen verkommeren omdat scholen leerlingen (op instigatie van inspectie en schoolleiding) steeds meer aan het trainen zijn voor het eindexamen, oftewel in het beantwoorden van multiple-choicevragen bij cito-teksten. Dit ‘teaching to the test‘ gaan ten koste van alle andere aspecten van taalbeheersing (schrijfvaardigheid, spreken, literatuur), die er steeds meer bij inschieten. De praktijk leert nu eenmaal dat vakonderdelen die niet in het CE getoetst worden, vaak niet serieus worden genomen.

    Als mogelijke oplossing zou ik willen voorstellen schrijfvaardigheid en literatuur ook deel te laten uitmaken van het programma van het centraal eindexamen. Als bijkomend voordeel zal de leesvaardigheid van leerlingen door betere actieve beheersing van de taal (en door het tot zich nemen van interessantere inhoud in de vorm van literatuurgeschiedenis) waarschijnlijk óók toenemen.

  2. Ondanks dat ik geen Frans en Duits in de bovenbouw heb gevolgd, zou ik me, hoe verdrietig het ook is om te concluderen, aan willen stuiten bij de stelling dat het niet goed gesteld is met de staat van het onderwijs in de moderne vreemde talen in Nederland. Met name de grote nadruk op leesvaardigheid en de andere onderdelen die er daardoor bij inschieten, is een, de bovenstaande kanttekening in acht nemend, naar mijn idee zeer reëel probleem (me baserend op bijvoorbeeld Engels en Nederlands, maar ook gesprekken met medescholieren). Het beeld van de slechte lesmethodes is deels herkenbaar: in de onderbouw maakten wij voor Frans gebruik van D’Accord, een methode met nogal vreemde lessen over onder andere Juliette Binoche en ‘Állez les blues!’ (het Franse nationale voetbalteam). Over een (volgens mij bijbehorende) radiotoets zei mijn leraar Frans iets in de trant dat de mensen echt belachelijk spraken en dat het absoluut niet was hoe Fransen werkelijk met elkaar praten (wat moesten wij wel niet denken!). Wij waren het laatste lesjaar dat gebruik maakte van d’Accord; de methode is op mijn school vervangen.
    Of de oplossing voor de slechte staat van het onderwijs en de weg naar de zogenaamde ‘stip op de horizon’ (bildung) de voorgestelde verandering van het programma is, vind ik moeilijk te beoordelen. Zou het niet tot meer bureaucratie en ’teaching to the test’ kunnen leiden, of in ieder geval evenveel? Het lijkt me in ieder geval zaak dat de leraren zelf meer inspraak krijgen over wat ze doceren en hoe. Dat er iets verbeterd kan worden, lijkt me zeker het geval.

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*