De stem van de meester

De Toverbergdoor Thomas van de Ven

De ontdekking van de wereld
Toen ik de afgelopen keer op het dek van de veerboot naar Terschelling stond, viel mijn blik op een kind en haar ouders. Net als ik was de dochter erg enthousiast over het panorama van de mistige Waddenzee. Het meisje stond aan de reling en bestormde haar ouders met vragen over de zeilboten, de vuurtoren en de zeehonden. Tot mijn verbazing was er nauwelijks reactie aan de kant van de ouders, laat staan dat zij enige moeite deden om de vragen van het meisje te beantwoorden. De ouders keken eerder geërgerd en geboden hun dochter te gaan zitten en zich rustig te houden.

De situatie op de veerboot zet mij aan tot de nodige overpeinzingen. Ik keek naar een meisje dat probeerde hetgeen zij waarnam te grijpen, te vatten, een plaats te geven, maar geen noodzakelijke weerklank ontving. In haar kinderlijke onwetendheid heeft zij simpelweg meer ervaren anderen nodig om tot antwoorden en inzichten te komen. Maar wat zouden die ervaren anderen meer precies moeten vertellen? En wat betekent het als die stemmen in de nabije omgeving ontbreken, gelijk de stilte die heerste bij bovenstaande ouders?

De aanblik van het meisje brengt mij allereerst terug naar mijn eigen jeugd. Tot grote vreugde realiseer ik mij dat de houding van mijn ouders haaks lijkt te staan op die van de ouders op de veerboot. Vanaf jonge leeftijd heeft mijn vader altijd geprobeerd mijn nieuwsgierigheid te beantwoorden en aan te wakkeren; of zoals hij het zelf noemt: hij “voedde” mij.

Als kleuter kreeg ik voor mijn verjaardag fotoboeken over Afrika, wilde dieren en alle vlaggen van de wereld. Al bladerend wees mijn vader op de Kilimanjaro, het verschil tussen de Afrikaanse en de Aziatische olifant en de bijzondere vorm van de Nepalese vlag.

De meeste indruk maakte een oud boek over wereldsteden. Voor het eerst zag ik de verbluffende skyline van New York, met het Vrijheidsbeeld en de trotse Twin Towers. Eveneens werd ik gegrepen door de gondels die door het Canal Grande van Venetië varen. Als kind was het voor mij bijna onmogelijk voor te stellen dat deze sprookjessteden werkelijk in de wereld lagen.

Het hoogtepunt vond plaats tijdens de jaarlijkse vakanties in het zuiden van Europa. Ik leerde hoe ik met mijn handen romaanse vensters (rond) kon onderscheiden van gotische vensters (spitsvormig); begon, na vele voorbeelden, de pracht van oeroude bomen in te zien; en ontving tijdens de lange ritten in de auto regelmatig quizvragen over de omgeving. “Wat zie je daar?” “Wat is dat?”

In de boekenkast van mijn moeder ontdekte ik aan het begin van mijn studietijd het tijdschrift Nexus, een essay van Octavio Paz en de romans van Milan Kundera. Tot mijn grote verassing trof ik in sommige kantlijnen de aantekeningen van mijn moeder aan die zij als eind twintiger had opgeschreven. De collectie boeken vormde een springplank naar andere interessante auteurs en onderwerpen.

Oefenen in eerbied
Het ‘voeden’ van mijn ouders kan echter vanuit een breder perspectief worden bezien. Mijn gedachten gaan in het bijzonder uit naar de Percival-verhalen in de middeleeuwse graalliteratuur. De centrale boodschap van deze verhalen blijkt in contrast te staan met de situatie op de veerboot.

Percival is in grote afzondering door zijn moeder grootgebracht. Op een dag komt hij een groep ridders tegen, besluit zich aan te sluiten bij het hof van Koning Arthur en onderneemt vele zwerftochten. Tijdens één van zijn reizen verblijft Percival in de Graalburcht van de zieke Visserkoning Anfortas. Hier is hij getuige van een mysterieuze processie waarbij mensen een zwaard, een lans, een steen en de Graal dragen. De jonge ridder verzuimt echter de Visserkoning te vragen naar de betekenis van het ritueel. Een grote fout zo blijkt. Sigune, de nicht van Percival, vertelt hem later dat de lijdende Visserkoning alleen kan worden genezen als iemand vraagt naar de Graal of naar zijn wonden.

De middeleeuwse Percival-verhalen vormen in mijn ogen de voorloper van de Bildungsroman. Aan de hand van ontmoetingen met ervaren anderen zet Percival leerzame stappen op weg naar volwassenheid. De adolescent verwerft via dialogen kennis over de wereld en ontwikkelt tegelijkertijd fundamentele inzichten over zichzelf. Verschillende ridders leren Percival de kunst van het vechten. Door de ontmoeting met koning Gornemant maakt Percival kennis met hoofse manieren. De beeldschone Blanchefleur vertelt de jonge ridder over de (hoofse) liefde. En zijn nicht Sigune brengt hem meermaals tot diepe inzichten. Niet alleen wijst zij Percival op het belang van vragen, maar verklapt ook dat wanneer iemand bewust op zoek gaat naar de Graalburcht deze niet kan worden gevonden. Met deze onthulling confronteert zij haar neef indirect met het belang van loslaten in het leven.

De precieze inhoud van de verworven kennis en inzichten in de Bildungsverhalen houdt vaak verband met plaats en tijd. Zo speelt Thomas Manns klassieker De Toverberg zich af aan de donkere vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Het verhaal begint met de jonge ingenieur Hans Castorp die zijn neef bezoekt in een Zwitsers sanatorium en vervolgens besluit voor lange tijd te blijven. Niet veel later ontmoet hij de humanist Ludovico Settembrini die hamert op kosmopolitisme, mensenrechten en de vrijheid van het individu. Bij dit liberale pleidooi worden al snel vraagtekens geplaatst als de communistische Leo Naphta zich bij het gezelschap voegt. In tegenstelling tot Settembrini pleit Naptha voor een radicale omslag. Op grond van de ideale samenleving in de toekomst is terreur gerechtvaardigd en zelfs noodzakelijk. Hoewel Settembrini toestaat dat Hans Castorp kennis neemt van de opvattingen van Naphta, waarschuwt hij uitdrukkelijk voor diens giftige woorden.

Dat het Bildungsgenre niet enkel een Westerse creatie is en eveneens kan worden waargenomen in films, blijkt uit het Koreaanse Spring, Summer, Fall, Winter… and Spring. Alleen al het minimalistische decor van deze film maakt het de moeite waarde om te kijken: een kleine tempel drijvend op een meer te midden van uitgestrekte Koreaanse bossen. Op dit eiland in het water woont een oude monnik die zich ontfermt over een jongen. Deze leerling bindt op een dag stenen aan een vis, een kikker en een slang. In de daaropvolgende nacht knoopt de monnik een kei op de rug van de jongen en haalt deze er pas vanaf wanneer de dieren zijn verlost. Als één van de dieren sterft, zo benadrukt de oude man, zal de steen voor altijd voelbaar zijn in het hart van de jongen. Met het gewicht aan zijn rug gaat de jongen de volgende morgen terug naar de dieren. De vis blijkt inderdaad te zijn gestorven, waarnaar hij deze begraaft. De kikker leeft gelukkig nog. Wanneer hij ten slotte ontdekt dat ook de slang het leven heeft gelaten, barst de jongen in huilen uit.

Hoewel de contexten verschillen, hebben de Bildungsverhalen een gemeenschappelijke noemer. In de eerste plaats wordt onder Bildung het verwerven van veelzijdige kennis en het cultiveren van vaardigheden verstaan. Daarnaast verwijst Bildung naar een manier van kijken en gedragen. Goethe definieerde beschaving ooit als ‘een voortdurende oefening in eerbied’. Mijns inziens kan voor beschaving ook ‘Bildung’ worden ingevuld. Bildung kenmerkt zich door het ontwikkelen van eerbied voor wat het leven aan waardevols te bieden heeft. Het gaat hierbij om vier vormen van eerbied: eerbied voor de natuur, cultuur, de medemens en zijn omgeving en voor jezelf. Bijzonder aan eerbied is dat het op zijn beurt twee woorden omvat. Het begrip duidt zowel op bewondering als respect en bezit daardoor een esthetische én een ethische dimensie.

De mogelijkheid tot Bildung kent echter een cruciale vereiste: de ander in de rol van leermeester. Gelijk de Bildungsverhalen laten zien, dient de wereld met al haar complexiteit, verlokkingen en zeker ook schoonheid te worden geïnitieerd door ervaren anderen. Leermeesters beantwoorden, vragen, geven het goede voorbeeld en prikkelen de nieuwsgierigheid. Zij adviseren, waarschuwen en spelen in op het geweten. Leermeesters vormen voor de opgroeiende adolescent de brug naar volwassenheid. Zij schetsen de eerste contouren van inzicht, kennis, schoonheid en ethisch handelen, zodat jonge mensen die zelf verder in kunnen vullen.

Het is echter niet de bedoeling dat een leerling de leermeester blindelings volgt. Bovendien tonen de Bildungsverhalen het belang van verschillende leermeesters. Zo verzuimt Percival te vragen naar de Graal omdat
koning Gornemant hem adviseert niet te veel onbeleefde vragen te stellen. Later vertelt zijn nicht Sigune dat hij wel naar de Graal of naar de wonden had moeten vragen omdat het hier gaat om oprechte interesse in iemand. De confrontatie tussen twee verschillende meningen noopt Percival om een middenweg te zoeken en te vertrouwen op zijn intuïtie. Hoewel de meeste opvattingen van Naphta verwerpelijk zijn, beseft Hans Castorp door deze tweede stem dat het vooruitgangsgeloof van zijn eerste mentor beperkt is. De nuchtere, rationele kijk van Settembrini laat maar een deel van de werkelijkheid zien. Eveneens moet de jongeman rekening houden met het irrationale, met gevoel en met gemeenschapszin in de wereld.

Onvolledig onderwijs
De vraag dringt zich op wat het betekent wanneer de bereidwilligheid of kunde als meester te dienen veel minder aanwezig is, zoals dit het geval leek te zijn bij de ouders van het meisje op de veerboot? Wie vertelt dit meisje over de Waddenzee? Wie ‘voedt’ haar? Wie brengt haar naar de boekenkast?

Hoewel in de hedendaagse realiteit een ander familielid, de buurman of de voetbaltrainer in plaats van de ouders een grote stempel kan drukken op dit bewustwordingsproces is er helaas geen garantie. Bovendien staat het ideaal van Bildung in een samenleving van sterk geworteld individualisme, nuttigheidsdenken en ‘weinig tijd’ onvermijdelijk onder druk. Sommige jonge mensen, zoals het meisje op de veerboot, missen iets ten opzichte van andere leeftijdsgenoten: er is vanuit thuis of de omgeving in veel mindere mate tegemoetgekomen aan hun eigen natuurlijke bewondering en respect; en tegelijkertijd zijn er geen verdere bewondering en respect gestimuleerd.

De enige manier om alle kinderen en adolescenten Bildung aan te bieden is het onderwijs. Hoewel de rol van de ouders nooit volledig kan worden vervangen, kunnen scholen een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van eerbied. Op basis van mijn eigen ervaring, na 21 jaar onderwijs, blijkt deze Bildung echter tegen te vallen en ontbreekt vaak omwille van twee factoren. Enerzijds ligt het gebrek aan de houding van sommige docenten, anderzijds is er vaak te weinig ruimte voor Bildung als gevolg van tijdgebrek en een te beperkt curriculum.

Aan de hand van de vier genoemde vormen van eerbied, zal ik het gemis aan Bildung proberen te verduidelijken. Tegelijkertijd zal ik verschillende voorbeelden van Bildung in het onderwijs onder de aandacht brengen. Ik wil hierbij wel benadrukken dat mijn kritiek, suggesties en ervaringen voor een groot deel voortkomen uit een vwo- en academisch perspectief.

Wat betreft de eerbied voor de natuur verbaast het mij dat er zo weinig aandacht is voor planten, kruiden en voedsel in het basis- en voortgezet onderwijs. Hoe willen wij ooit een duurzame samenleving opbouwen zonder jonge mensen direct in contact te brengen met de natuur? Waar is het gevoel dat we als individuen deel uitmaken van een veel groter biologisch systeem? Jonge mensen hebben vaak geen idee van zoiets elementairs als de zorg en groei van een plant of voldoende kennis van gezonde voeding. Tegelijkertijd maken we ons wel (en terecht) zorgen om toenemende obesitas, vervuiling en voedsel waarmee geknoeid is. Met niet meer dan een extra vak, een keuken, een tuin en een bevlogen docent kunnen in het onderwijs de eerste stappen naar een groen bewustzijn worden gezet.

Als het om eerbied voor cultuur gaat in relatie tot onderwijs, met name academisch, vind ik het jammer dat er zo weinig aandacht uitgaat naar klassieke literatuur. Vanaf het voortgezet onderwijs heb ik maar zelden docenten en professoren ervaren die inspirerend vertelden over grote denkers en schrijvers. Hetzelfde geldt helaas voor hoogtepunten binnen de film, de muziek en andere culturele uitingsvormen.

Ik zal niet ontkennen dat ik soms zelf een houding van ergernis en onverschilligheid toonde, maar goede leermeesters zien de koppige of ongeïnteresseerde leerling niet als een tegenstander maar als een uitdaging. Deze docenten begrijpen dat niet elk kind, puber of student een aangeboren interesse heeft voor hun vakgebied. Elke keer weer, schrijft de Spaanse filosoof Fernando Savater treffend, moet de belangstelling worden gelokt met wat smakelijk, misschien anekdotisch of schijnbaar onbenullig aas.[1]

“Dichten is fietsen op de Mont Ventoux, waar Tommy Simpson nog is overleden.”, reciteerde mijn docent Nederlands meermaals met mysterieuze stem door het klaslokaal. Al snel zagen we de Britse wielrenner uit het gedicht van Jan Kal in onze verbeelding verschijnen; strijdend op de kale berg, overgeleverd aan wind en zon. We concludeerden vervolgens dat die poëzie wel een verdomd moeilijke onderneming moet zijn. Ik hoop overigens elk jaar weer dat de Mont Ventoux in het rittenprogramma van de Tour de France is opgenomen.

In het kader van eerbied voor de medemens en zijn omgeving denk ik aan verplichte aandacht voor filosofie in het basis- en voortgezet onderwijs. Door haar onderliggende twijfel en flexibiliteit onttrekt deze discipline zich aan de populaire beschuldiging van paternalisme. Tevens hoeft filosofie niet bij voorbaat een sterk theoretisch of zwevend karakter te hebben. In het Antihandboek voor de filosofie verbindt de Franse filosoof Michel Onfray wijsgerige tekstfragmenten met alledaagse en uitdagende kwesties.[2] ‘Heb je nog veel van een baviaan in je?’ vraagt hij zich af. Voor Onfray acteert een goede filosofiedocent als een hedendaagse Socrates; hij stelt voor het merendeel slechts de juiste vragen. ‘Zeg je tegen je vriend(in) dat je hem/haar ontrouw bent geweest?’ ‘Zijn minimumloners moderne slaven?’ De filosofiedocent prikkelt, hij daagt uit, om vervolgens de leerlingen zelf conclusies te laten trekken.

Eerbied voor jezelf heeft vooral met zelfkennis te maken. Als gevolg van het toenemende aantal keuzemogelijkheden zien jonge mensen vaak door de bomen het bos niet meer. Adolescenten hebben behoefte aan advies op het gebied van hun talenten en beperkingen. In de Bildungsverhalen zien we dat dergelijke inzichten tot stand komen via de ontmoetingen met anderen die als meester dienen. Op de universiteit heb ik deze interactie te weinig meegemaakt. De afstand tussen docent en student is vaak te groot als gevolg van massaliteit en tijdgebrek bij docenten.

Deze ontwikkeling gaat allereerst ten koste van goede, uitgebreide feedback bij schrijfopdrachten en presentaties. Ter compensatie voor dit gebrek heb ik gelukkig aan de universiteiten van Oklahoma en Leuven de leerzame rol van een Writing Centre ervaren. Alvorens mijn paper in te leveren, wierpen goed scorende Amerikaanse en Canadese masterstudenten of promovendi een blik op mijn werk. Niet alleen hielpen zij mij met de Engelse taal, maar wezen ook uitgebreid op signaalwoorden, de opbouw en het zorgvuldig formuleren van een argument.

Tegelijkertijd belemmert de grote afstand tussen docent en student ook betrokken meedenken met de weg die de student volgt. Pas geleden was ik aanwezig bij een diploma-uitreiking van de bachelor Rechtsgeleerdheid. Om de beurt kwamen de studenten naar voren om hun diploma in ontvangst te nemen. Voordat de handtekening kon worden gezet, bestormde de decaan de student met vragen. “Welke master ga je doen?” “Welke vakken?” “Weet je al ongeveer waar je wilt gaan werken?” Hoewel deze vragen misschien voor het publiek een mooi gebaar vormen, zijn zij voor de student niet meer dan luchtkastelen. Wil een docent de leerling echt bijstaan dan is deze interesse – en eventueel advies – nodig ten tijde van de studie zelf. Fernando Savater spreekt in dit verband van een ‘verborgen curriculum’: het is van groot belang dat de leerling tussen de lessen door in zijn kwaliteiten wordt erkend.[3]

In tegenstelling tot de ouders van het meisje op de veerboot verruimen docenten in de rol van leermeester de geestelijke horizon van de leerling. Deze docenten accentueren het waardevolle in het leven. Enerzijds komen zij tegemoet
aan natuurlijke nieuwsgierigheid, anderzijds vormen zij onverschilligheid om in bewondering en respect. Dit oefenen in eerbied verrijkt de leerling uiteindelijk door een houvast aan te bieden van zingeving en burgerschap waarop je altijd terug kunt vallen. Door toedoen van deze docenten ziet hij de schoonheid en de betekenis van bepaalde natuur- en cultuurverschijnselen. Hij is in staat geweest om een vaardigheid verder te cultiveren. Via de leermeester heeft het gevormde individu een groeiende interesse gekregen in een bepaalde discipline, bepaald onderwerp of bepaalde beoefening. Hij is tevens geleidelijk doordrongen van het feit dat hij niet de enige is op deze wereld en rekening dient te houden met de ander. En ten slotte is hij geattendeerd op zijn talenten, eventuele mogelijkheden en punten van verbetering.

Thomas van de Ven (1989) studeerde liberal arts & sciences, vergelijkende & internationale politiek en filosofie aan de universiteiten van Nijmegen, Utrecht, Oklahoma en Leuven. Momenteel volgt hij een Master filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van februari tot en met september 2014 heeft hij stage gelopen bij BON.


[1] F. Savater, De waarde van opvoeden. Filosofie van onderwijs en ouderschap (Utrecht: Bijleveld, 2001), 118.
[2] M. Onfray, Antihandboek voor de filosofie. Tegendraadse lessen in de geest van Socrates (Rotterdam: Lemniscaat, 2003).
[3] F. Savater, De waarde van opvoeden. Filosofie van onderwijs en ouderschap (Utrecht: Bijleveld, 2001), 51.

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*