Passend onderwijs ongepast
Van leraren wordt verwacht dat ze tegemoetkomen aan individuele leerbehoeften van alle leerlingen. Maar leraren zijn overbelast. De werkdruk in het onderwijs behoort tot de hoogste van alle beroepen. Besturen, onderwijsgoeroes en de Inspectie bestoken hen evenwel voortdurend met aanwijzingen, adviezen en eisen. Daarnaast maakt de geldverslindende korst rond het onderwijs van consultants, adviescentra, theoretisch specialisten en onderwijsraden het de leraren schier onmogelijk zich bezig te houden met hun kernactiviteit: lesgeven. Daar komt nu het passend onderwijs bij.
Met ingang van het nieuwe schooljaar wordt de wet Passend Onderwijs van kracht. Kinderen die vroeger naar het Speciaal Onderwijs (SO) gingen, krijgen nu een plek op een gewone school in hun eigen woonplaats. Het is de bedoeling dat hiermee de almaar groeiende kosten van de ‘rugzakjes’ – de tegemoetkoming voor extra begeleiding op reguliere scholen – en de kosten van het SO worden teruggedrongen.
In het speciaal onderwijs is sinds 2003 het aantal leerlingen gestegen van 65.000 naar nu ruim 117.000. Het aantal leerlingen met een rugzakje liep op van 11.000 naar bijna 40.000. De extra onderwijskosten voor kinderen met een indicatie zijn gestegen van een half miljard euro in 1997 tot bijna vier miljard nu. Omdat voor een leerling met een rugzakje bijna twee keer zoveel geld vanuit Den Haag werd overgemaakt, stonden de scholen hiervoor in de rij. Het is dan niet zo vreemd dat de overheid maatregelen treft. Maar de maatregelen zijn niet de juiste.
Het behoorlijk functionerend speciaal onderwijs wordt door deze wet de nek omgedraaid. Leerkrachten zijn bij lange na niet bij machte kinderen die noodzakelijke zorg en aandacht te bieden. Hierdoor zal de onderwijskwaliteit niet bepaald stijgen. Een doelstelling van de wet is dat kinderen die vroeger in aanmerking kwamen voor een plek in het SO, nu zo dicht mogelijk in de buurt naar een ‘gewone’ school gaan. Het is beter dat de kinderen niet meer met busjes naar allerlei scholen worden gebracht. Ook het stigmatiseren van deze kinderen zou gaan afnemen als zij in een gewone klas onderwijs krijgen. Het is echter de vraag of dat klopt.
Je plaatst kinderen op een bepaalde school waar het onderwijstechnisch en pedagogisch beter voor ze is en niet omdat zij dan niet meer worden gestigmatiseerd. Immers, kinderen die in een klas wezenlijk verschillen van andere kinderen, vragen meer aandacht en een aparte behandeling. Zij belanden daardoor in een uitzonderingspositie, ook een vorm van stigmatisering.
Ook bij de kwaliteit van die ‘aparte behandeling’ kunnen vraagtekens geplaatst worden. De kinderen komen in veel te grote groepen terecht en krijgen les van leraren die niet zijn toegerust voor een dergelijke taak. Leraren geven onderwijs en voeden soms op, maar het zijn geen hulpverleners, verzorgers of pedagogische specialisten op het gebied van SO.
Tegelijk is het de vraag of kinderen zich wel prettig zullen voelen in die gewone klas. BON krijgt veel reacties van ouders die aanvankelijk erg opzagen tegen plaatsing van hun kind in het SO maar die zich over de huidige ontwikkeling ernstig zorgen maken. Zij vragen zich terecht af of een gewone school de aandacht en zorg kan bieden die hun kinderen nodig hebben. De kleine groepen, een gestructureerde omgeving en deskundige leraren blijken toch wel broodnodig voor hun kind. Maar ook de ouders van de andere kinderen moeten zich zorgen gaan maken omdat de aandacht voor een groot gedeelte verschuift naar de ‘nieuwe leerling’. Dat gaat ten koste van de reguliere leerlingen.
De invoering van passend onderwijs is natuurlijk een bezuinigingsoperatie, hoe mooi het pedagogische en vooral politiek correct sausje dat erover wordt gegoten ook is. We kunnen als samenleving geen geld uitgeven dat er niet is. Of is het er toch wel? BON denkt van wel.
Op de eerste plaats komt tot nu toe slechts twintig procent per rugzakje bij de school terecht de rest wordt door de eerder genoemde korst opgesoupeerd. Deze korst blijft ook met het passend onderwijs gewoon bestaan of wordt zelfs dikker. Juist hier moet bezuinigd worden. En door het verminderen van de administratieve lasten en de toetsdwang kan veel geld worden bespaard.
Nu wordt weerom de volle last van een maatschappelijk probleem afgeschoven op het onderwijs. De gevolgen voor de kinderen zijn dat zij niet genoeg zullen leren en zich niet meer veilig voelen op school. Voor de leraar wordt het dweilen met de kraan openen. Dat kan nooit de bedoeling zijn van (passend) onderwijs.
Laat een reactie achter