500 miljoen voor het onderwijs
Bij opeenvolgende onderwijsakkoorden werd 1,3 miljard euro extra aan investeringen in ons onderwijs beloofd. Bij een nadere analyse blijkt daar netto ongeveer 800 miljoen op jaarbasis van over te blijven. Daarbij moet worden aangetekend dat maatregelen zoals het sociaal leenstelsel dan niet in de Eerste Kamer mogen worden afgeschoten. Ook bij andere voorgenomen maatregelen mogen geen tegenvallers optreden, want dan komen de investeringen in gevaar.
Een bedrag van 650 miljoen euro komt al in 2013 ter beschikking van de scholen ter aanvulling op de lumpsum. Dat lijkt fantastisch, maar wie enige kennis heeft van de begrotingscyclus in het onderwijs weet dat extra bedragen, in de loop van het jaar toegekend, vaak niet tot extra uitgaven leiden. Schoolbesturen die al in de rode cijfers zitten, zullen extra geld gebruiken om de tekorten aan te zuiveren. Zij die met pijn en moeite een sluitende begroting hebben weten te realiseren, soms zelfs via het ontslag van leraren, gaan heus niet op het eind van het jaar nog even extra geld uitgeven. Dat zorgt in de organisatie voor een verkeerd signaal. De regelgeving rond de lumpsum geeft schoolbesturen de vrijheid om middelen, die niet besteed zijn in het jaar waarvoor ze bestemd zijn, aan de reserves toe te voegen. Dat is wat veel schoolbesturen in het verleden hebben gedaan en waarschijnlijk in 2013 weer zullen doen. Nog maar kort geleden had een aantal schoolbesturen nog een (illegaal) “beleggingsclubje” om uit het eigen vermogen een zo hoog mogelijk rendement te halen. Sinds 1998, het eerste jaar waarover het CBS de cijfers publiceert, is het gezamenlijke eigen vermogen van onderwijsinstellingen met 53 procent gestegen (inflatie 31 procent). Het eigen vermogen bedraagt eind 2011 bijna € 11 mld. waarvan de helft op de bank staat. In 2009 heeft de Commissie Don al geconstateerd dat veel schoolbesturen te hoge financiële buffers aanhouden, van een vrijwillige afbouw daarvan lijkt echter geen sprake. Schoolbesturen kiezen er in de praktijk voor om te bezuinigen op docenten in plaats van bewust hun reserves in te zetten.
Een van de doelstellingen bij de invoering van de lumpsum was een betere beheersbaarheid van de overheidsuitgaven aan onderwijs. Tussen 1995 en 2011 is het beschikbare bedrag voor onderwijs van € 13,7 mld. gegroeid naar € 31,4 mld., gecorrigeerd voor inflatie is dat een toename van meer dan 60% in harde euro’s. Bij deze cijfers zou je verwachten dat er in het onderwijs alleen maar tevreden bestuurders en docenten rondlopen. Er is geld genoeg voor kleinere klassen, hoger opgeleide docenten en hier en daar een smartboard. Niets is minder waar. Het aantal docenten voor de klas is de laatste jaren zowel absoluut als relatief gedaald. De klassen worden dus alleen maar groter. Ook van een kwaliteitsverbetering is geen sprake. In het voortgezet onderwijs wordt een kwart van de lessen gegeven door onbevoegde docenten; een kwart van de leerlingen van de laagste categorie vmbo’ers kan zijn eigen schoolboeken niet lezen.
Het niveau van de lerarenopleidingen en pabo’s staat al jaren ter discussie. Als het extra geld dan niet naar de docenten is gegaan, waar is het dan wel terechtgekomen? Beter Onderwijs Nederland heeft wel een idee maar juicht onafhankelijk onderzoek hiernaar toe. Gezien het bovenstaande is het helemaal de vraag of 800 miljoen extra voor het onderwijs ook maar enig effect heeft op de kwaliteit ervan. Er is namelijk geen enkele garantie dat het geld terechtkomt waar het naar onze mening terecht moet komen: bij meer en hoger gekwalificeerde docenten.
Achtereenvolgende ministers en staatssecretarissen van Onderwijs benoemen de docenten regelmatig als het grootste kapitaal, maar kijken weg als blijkt dat extra geld helemaal niet bij hen terechtkomt. Dat is immers de verantwoordelijkheid van schoolbesturen.
In het Nationaal Onderwijsakkoord worden 3.000 extra banen voor leraren beloofd, maar het is voor ons evident dat het hier eerder gaat om het behoud van banen die anders zouden verdwijnen. Met de lerarenagenda proberen de bewindslieden de schijn op te houden ook maar enige invloed te hebben op de inzet van docenten, maar de overheid is al jaren de regie kwijt over het onderwijs.
Beter Onderwijs Nederland pleit er al jaren voor om de lerarensalarissen los te koppelen van de lumpsum. Daarmee kan de overheid weer de volledige verantwoordelijkheid nemen voor de kwantiteit en kwaliteit van de leraren in het onderwijs. Stel de normen voor het aantal leraren per leerling per onderwijssoort (opnieuw) vast, evenals de kwalificaties waaraan leraren moeten voldoen en laat de onderwijsinstellingen de personeelskosten van leraren die aan de criteria voldoen bij de overheid declareren. De overige kosten van ondersteunend personeel, materieel, huisvesting en dergelijke worden gewoon via de lumpsum bekostigd. Op de ingangsdatum van dit nieuwe stelsel moet de bestaande lumpsum gesplitst worden in een deel voor lerarensalarissen en een deel voor overige kosten. Hier kan natuurlijk al een begin gemaakt worden met bezuinigen op de overige kosten, maar het is niet realistisch te verwachten dat daarmee alle jaren van scheefgroei in een keer gecompenseerd kunnen worden. Daarom stellen we voor het bedrag voor de lerarensalarissen te verhogen met een bedrag dat verkregen wordt door de onderwijsinstellingen een solidariteitsheffing te laten bijdragen van 5 procent van het eigen vermogen. Dat levert in het eerste jaar bij benadering een extra bedrag op van ruim € 500 miljoen. Zo kunnen acht à negenduizend extra leraren worden aangesteld. Onderwijsinstellingen die als gevolg hiervan onder de norm van 20 procent solvabiliteit komen, worden van deze heffing vrijgesteld.
Het bedrag dat jaarlijks via de solidariteitsheffing binnenkomt, zal langzaam dalen, maar de lumpsum voor overige kosten kan met hetzelfde bedrag gekort worden. Daarmee worden geleidelijk de verhoudingen weer rechtgetrokken.
Dit plan vraagt geen extra geld voor onderwijs op de rijksbegroting en heeft dus geen nadelige gevolgen voor het begrotingstekort. Het kabinet wil graag dat we ons spaargeld aanspreken om de economie te stimuleren. Schoolbesturen beschikken over meer dan € 5,5 mld. aan spaargeld. De € 500 miljoen die onttrokken worden aan de spaarpotten van de onderwijsinstellingen voor extra uitgaven aan lerarensalarissen leveren bovendien een directe substantiële stimulans op voor de Nederlandse economie.
Laat een reactie achter